Het bestemmingsplan zal een oplossing moeten inhou den voor de onder 5 genoemde factoren die kunnen leiden tot verval. d. Naast het bestemmingsplan en in overeenstemming daarmee een verkeerscirculatieplan op te stellen, waar door de nadelige gevolgen van het gemotoriseerde ver keer kunnen worden beperkt. e. Ter aanvulling van de Rijkslijst van beschermde monu menten een gemeentelijke monumentenlijst op te stellen, volgens de gemeentelijke monumentenverordening (Blauwe Reeks V.N.G. nr. 36). Anders dan bij de Rijks lijst kan ook bebouwing jonger dan 50 jaar op deze ge meentelijke lijst worden geplaatst. Als leidraad kunnen de criteria van paragraaf 3 worden toegepast. Jaarlijks op de gemeentebegroting gelden te reserveren voor aanmoedigingssubsidies als onderdeel van deze monumentenverordening. g. Naleving van de onderhoudsplicht volgens art. 24 en 25 van de Woningwet aan de betrokkenen duidelijk maken. h. Het aankopen door de gemeente van bedreigde monu- menten, van waardevolle gebouwen en van hinderlijke bedrijven (eventueel met steun van de Rijksoverheid t.a.v. deze laatste). i. T.a.v. beschermde monumenten en waardevolle bebou wing die tot het gemeentelijk eigendom behoren een actief restauratie- en onderhoudsbeleid voeren. j. Gemeentelijke steun verlenen aan particuliere stichtingen (stads- of dorpsherstcl) door voorfinanciering, renteloze opties etc. k. Het voeren van een woningtoewijzingsbeleid dat gericht is op een evenwichtige bevolkingsopbouw. Het invperen van een stelsel van sloopvergunningen door wijziging van art. 304 t/m 306 van de Model Bouwveror dening, waardoor een sloopvergunning geweigerd kan worden als door het slopen het stads- of dorpsbeeld erns tig zal worden geschaad. Bouwen in een historische omgeving vereist in zicht in het bestaande Wij kunnen ons de vraag stellen of nieuwbouw moet aan sluiten aan de bestaande bebouwing en of deze dezelfde hoofdkenmerken dient te bezitten als de oude bebouwde omgeving of dat de economisch meest aantrekkelijke be stemming gekozen kan worden met een vormgeving die wordt beïnvloed door het gebruik van de hedendaagse bouwmaterialen. Het zal uit het voorgaande duidelijk zijndat de Bond Heem schut de historisch, doorgaans kleinschalig gevormde om geving zó waardevol acht, dat in ieder geval verdrukking" door grootschalige nieuwe vormen nadrukkelijk moet worden afgewezen. Het oude stads- of dorpsbeeld dient één geheel in bele vingswaarde te vormen en niet een serie onderdelen die als het ware eikaars bestaan ontkennen. Nieuwbouw dient zich in te voegen qua vormgeving, be stemming, maat en materiaalgebruik. Zowel het oude als het nieuwe moet tot zijn recht kunnen komen, zodat de geschiedenis van de nederzetting duidelijk zichtbaar blijft. Een en ander houdt in dat wij in het algemeen geen voorstan ders zijn van z.g. historiserende nieuwbouw, d.w.z. nieuwbouw met gebruikmaking van gecopieerde histori sche elementen, maar wel van vormen die logisch voort vloeien uit het traditionele materiaalgebruik. Ter voorkoming van schaalvergroting en vergroving van vormen dient bij het gebruik van moderne bouwmaterialen, in het bijzonder plaatmaterialen en grote elementen, de grootste omzichtigheid te worden betracht. Soberheid in de keuze van materialen is een van de voor naamste voorwaarden voor een harmonische aansluiting op het bestaande. Het invoegen van bouwwerken in de oude historische om geving wil zeggen het overnemen van de hoofdkenmerken daarvan en daarmede een ontwerpbeperking t.a.v. het kri tisch gebruik maken van de vrijwel ongelimiteerde techni sche mogelijkheden. De speelruimte geboden aan de ontwerpers wordt daardoor beperkt, maar deze beperking biedt juist het inspirerend kader waarbinnen aanvaardbare nieuwe ontwerpen kunnen ontstaan. Over het algemeen zijn de hoofdkenmerken van de oude bebouwde omgeving: a. De menselijke; maat, o.a. ontstaan doordat alles met handkracht werd samengevoegd. b. Het gebruik van eenvoudige natuurlijke bouwmaterialen c. De verticale gerichtheid van de vensters, gevels en gevelvlakken. d. Het hellend dak, gedekt met keramische pannen, lei of riet, veelal mede maatbepalend voor de grootte van het gebouw of de geleding daarvan. e. De aandacht voor het detail, het ornament en de variatie. De grote diversiteit in bouwdata en ontwerpers, een weerspiegeling van de geschiedenis. g. Een stratenpatroon afgestemd op eenvoudige niet- intensieve verkeerssystemen met ruimte voor menselijke activiteiten buitenshuis. h. De aanwezigheid van oude bomen etc. i. De aanpassing aan de natuurlijke situaties. j. Het gebruik van natuurlijke materialen voor bestrating en aankleding bij de overgangszone van huis naar straat. Gaten, die in de bebouwing met bovengenoemde kenmer ken zijn gevallen, kunnen onderscheiden worden in 4 cate gorieën: het één-perceelsgat, het gat van meerdere percelen naast elkaar, het gat met de omvang van een blok en met de omvang van een buurt (z.g. kaalslag). Bij het opnieuw bebouwen van het z.g. één-perceelsgat treedt in het algemeen geen schaalvergroting op door de ruimtelijke beperkingen. Maar bij gaten van meerdere per celen, van een blok of zelfs van een buurt, is dit gevaar in belangrijke mate aanwezig. Het tegengaan van schaalvergroting dient het belangrijkste ontwerpuitgangspunt te zijn, omdat door schaalvergroting de historische omgeving het sterkst wordt aangetast. 8. Praktische wenken voor het ontwerpen en de BEGELEIDING Het opstellen van praktische wenken zou onverantwoord zijn, indien men hierdoor de verwachting zou koesteren dat bij opvolging daarvan vanzelf schoonheid zou ontstaan. Het uitgangspunt is echter dat, werkend binnen het kader van dit rapport en van deze wenken, nieuwe schoonheid kan ontstaan, maar ook - en dat is even belangrijk - dat het historisch waardevolle milieu wordt beschermd tegen over heersing van ongecontroleerde grootschalige architectuu ruitingen en tegen aantastingen anderszins.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 53