Enige problemen bij de bebouwing in een historische omgeving Heemschut Nota aH 96 1. Inleiding In vele steden en dorpen komen gaten in de historische bebouwing voor, meestal als gevolg van sloop. Te verwachten is dat dit verschijnsel nog zal toenemen, in hoofdzaak ten gevolge van de veranderende gebruikseisen, die een slecht onderhoud in de hand werken. De Bond Heemschut is bezorgd over deze ontwikkelingen en ziet het als een noodzaak uiteen te zetten - meer in de vorm van een handreiking dan van een handleiding-hoe dat precies in goede banen kan worden geleid. Deze nota is bedoeld voor bestuurders, volksvertegenwoor digers, ambtenaren, adviescolleges, architecten en andere geïnteresseerden, die zich regelmatig met deze problematiek beziggehouden. Met opzet is de uiteenzetting beknopt gehouden om daar mede meer mensen dan alleen de deskundigen te kunnen bereiken. In de volgende paragrafen zal de Bond Heemschut pogen: - criteria vast te stellen om te bepalen welke bebouwing het behouden waard is; - na te gaan hoe verval kan worden tegengegaan, zodat het ontstaan van nieuwe gaten wordt beperkt; - aan te geven vanuit welke gedachtengang aanvaardbare bouwplannen voor die bebouwingsgaten kunnen ontstaan. 2. Waarom is de ene bebouwing waardevoller dan de ANDERE? Als uitgangspunt wil de Bond Heemschut stellen, dat er geen algemeen aanvaarde absolute normen zijn aan te geven t.a.v. hetgeen schoonheid is. Om die reden is het begrip schoonheid als enig criterium niet te hanteren en wordt de nadruk gelegd op de onvervang baarheid. Objecten die daarop worden geselecteerd, kunnen dan daar naast vanuit een subjectief oordeel als schoonheid worden ervaren. Deze nota schenkt geen directe aandacht aan de beschermde monumenten ingevolge de Monumentenwet, omdat het behoud hiervan vrijwel verzekerd is; het ontbreken van een wettelijke onderhoudsplicht wordt echter als een ernstig gemis beschouwd. Maar behalve de bij de wet beschermde objecten zijn er nog talrijke historisch waardevolle gebieden en gebouwen die door velen gewaardeerd worden en beeldbepalend zijn voor stad, dorp en landschap. Vele 19de-eeuwse en vroeg 20ste-eeuwse gebouwen, ook die van hoge waarde, zijn niet beschermd. Wij stellen ons de vraag welke elementen nu eigenlijk waar devol zijn, op welke grond en of er grenzen bij de beoorde ling te trekken zijn. Ons uitgangspunt hierbij is dat er een scheiding is te maken tussen dat wat gevormd is op een ambachtelijke wijze in directe relatie met de beperkende mogelijkheden van de natuur en dat wat is en wordt samengesteld door middel van meer grootschalige organisatievormen en vrijwel onbeperk te technische mogelijkheden, waarbij aantallen en grote af metingen een centrale rol spelen. De overgang tussen deze principieel verschillende werkwij zen of systemen, die zich uiteraard geleidelijk heeft voltrok ken, vond sedert de eerste decennia van deze eeuw versneld plaats. Geconstateerd kan worden dat het vroeger vervaardigde een directe relatie heeft met een levenswijze en met sociaal- economische verhoudingen die tot het verleden behoren. Het beseffen van deze scheidslijn leidt tot de vaststelling dat vanuit de hedendaagse maatschappelijk-economische ver houdingen hier niets gelijksoortigs meer aan kan worden toegevoegd, zodat het bestand onvervangbaar is. Dit besef moet iedereen manen tot de grootste omzichtig heid omtrent alle gebouwen, verkavelingspatronen, wegen, bruggen, etc., die ouder dan 50jaar zijn. Bovendien valt te verwachten dat, naarmate er meer nieuwbouw o.a. in de nieuwe vestigingsgebieden bijkomt, de algemene waardering voor het vroeger gebouwde, dat voor steeds meer mensen een grote gevoelswaarde heeft, zal toenemen. 3. Criteria voor het vaststellen van waardevolle OBJECTEN Wat onvervangbaar is, behoeft per definitie niet waardevol en het behouden waard te zijn. Door het niet-hanteren van absolute schoonheidsnormen menen wij dat het gerechtvaardigd is het onvervangbaar zijn centraal te mogen stellen als belangrijkste criterium, echter te verfijnen met de volgende toetsingsnormen. Als waardevol en het behouden waard kan worden geken merkt datgene wat voldoet aan de hieronder staande basis normen a. en b. en aan ten minste één van de daarop aanslui tende zogenaamde meerwaarden 1 t/m 7.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 51