de verfijning. In een dergelijke aanpak, waarbij men dan als het ware indaalt naar het voor iedereen dagelijks waarneem bare detail, past dan ook een streven van de universiteit om bepaalde zaken heel specifiek in de Leidse binnenstad te wil len conserveren. Het behoud van de Hor tus op de huidige plaats, het Geologisch Museum, Rechtsgeleerdheid zijn daar van voorbeelden. Tevens beoogt men gebouwen van erkende stedebouwkun- dige waarde in gebruik te houden, zoals het Academiegebouw, het huidige Bibli otheekgebouw, het voormalige Wees huis aan de Hooglandse Kerkgracht. Er doen zich dan bij het denken over de lokaties van de universiteit in „het Leidse" toch voordurend kortsluitingen voor met andere disciplines, zoals de be stuurlijke en de politieke. Zo is er in ge meentelijke regionen wel gesteld dat het wellicht aanbeveling zou verdienen dat de universiteit meer „naar buiten" zou trekken, zodat er „binnen" Leiden meer armslag voor bijvoorbeeld de woonfunc ties zou ontstaan. Mooij echter: „Wij zijn destijds ook naar buiten gegaan met het grootste deel van onze beta-laboratoria. Dit proces zal zich nog voortzetten. Voor dit buitenterrein ziet het er hu naar uit dat de gemeente ons teveel wil beperken. Woningbouw okee, maar dan toch mèt een afweging van ook universitaire ontwikkelingsmogelijkhe den, waarbij vooral ook een punt als vei ligheid ernstige aandacht verdient. Er is inderdaad in enkele zaken toch wel meen te is van meet af aan bijzonder vruchtbaar geweest". Als men dan wil resumeren hoe het zit met de invloed van de universiteit op de bebouwde omgeving van Leiden nu en straks, dan zou men in ieder geval kun nen vaststellen dat er primair een invloed van de „andere kant", van de Leidse sa menleving op het universitaire bouw denken is, dat daaruit is voortgevloeid een zeer omzichtig overwegen aan uni versitaire zijde zoals bij het WSD-pro- ject, dat daaruit een nog consistentere samenspraak met de gemeente is ge groeid en dat de hoop er thans aan uni versitaire zijde vooral óók op is gericht dat het WSD-project een direct, mater ieel uitstralingseffect teweeg zal brengen: vernieuwing van kademuren, uitgraven DE TREKVLIET THANS. DE BEDOELING IS DEZE WEER OPEN TE GRAVEN. FOTO: COR VAN WANROOY, LEIDEN SCHETS VAN DE TOEKOMSTIGE GEBOUWEN AAN DE WITTESINGEL SCHETS VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE OP HET DOELENTERREININ HET MIDDEN O.A. HET KON. INSTITUUT VOOR LAND-, TAAL-EN VOLKENKUNDE; UITERST RECHTS HET CENTRALE FACILITEITENGEBOUW sprake van een zekere tegenstelling in het denken van de gemeente en van ons. Ik geloof dat er bij de universiteit wel dege lijk begrip bestaat voor de gemeentelijke zorg over een te grote universitaire over heersing in de binnenstad. De gemeente moet ons elders dan wel de nodige arm slag bieden. Het zal zaak zijn dat voor de problematiek aan een zeker compromis wordt gewerkt. Als je dan in de binnenstad moet bou wen, legt dat specifieke verplichtingen op t.a.v. de universiteit. We kunnen, dacht ik, stellen dat de universiteit met veel zorg bezig is in de binnenstad. Dat blijkt toch uit onder andere de manier waarop het WSD-project is aangepakt. De samenwerking daarbij met de ge- van een Trekvliet, opkalefateren van aanpalende pandjes, stimulansen voor „het bakkertje op de hoek" etcetera, et- cetera. Mooij: „Ik zeg al: er spreekt een behoor lijk stuk idealisme mee." H. Singelenberg

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 24