met de buitenwacht. Wij vinden: je moet „luisteren" naar je omgeving. Dat bete kent naar de mensen èn naar wat er al staat. Deze opvatting is maatgevend voor ons huidige en naar ik hoop ons toekomstige bouwbeleid. Doe je dat niet, dan krijg je bijv. een WSD-project gegarandeerd niet voor elkaar." Welk project precies? In grote lijnen: op het Witte Singelterrein de twee „clus ters" met resp. de nieuwe universiteits bibliotheek en Westerse Talen, dé Cen trale Subfaculteit, de vakgroepen talenen culturen van het Nabije Oosten van de faculteit der letteren, het Instituut voor het Nabije Oosten, het Nederlands Lexi cologisch Instituut, de Centrale Interfa culteit en de faculteit der Godgeleerd heid. En op het Doelenterrein, dat via twee kleine bruggen over de Witte Singel met het eerder genoemde terrein ver bonden wordt, de cluster geschiedenis, kunstwetenschappen en klassieke talen; het Centrale Faciliteitengebouw; het te restaureren en gedeeltelijk te verbouwen Arsenaal, met daarnaast de nieuwbouw voor het Archeologisch Centrum, het Koninklijk Instituut voor Land-, Taai en Volkenkunde en de vakgroep Z.O. Azië (in het Arsenaal worden Sinologie, Japanologie en het Instituut Kern (Indo- logisch Instituut) ondergebracht). In diezelfde grote lijnen bezien, vertoont het project enkele zeer opvallende ken merken. Zo is op het Doelenterrein in het centrum van het universitaire gebeuren een complexje van ca. een zestig wonin gen gedacht, gesitueerd aan een pleintje waaraan ook de ingang van bijvoorbeeld het Centrale Faciliteitengebouw met zijn theater, restaurant en boekwinkel is ge projecteerd. Wat voor woningen er voor wie worden gebouwd is een zaak van met name de gemeente, maar punt is: de sterke correlatie met het Leidse stadsle ven. Wie dan uit die Leidse binnenstad zo rechtstreeks dit Doelenterrein binnen loopt, respectievelijk fietst kan nog doorgaan naar het Witte Singelterrein, waar op beide „aankomstpunten" via de twee bruggetjes twee pleinachtige ruim ten komen, die in wezen de universiteits bibliotheek globaal begrenzen. Kenmer kend dus: twee algemeen toegankelijke ontmoetingsplaatsen, waaraan dan ook logischerwijze de hoofdingangen voor de respectieve gebouwen zijn gesitueerd. Dat gegeven van gemakkelijk en „in formeel" van het één naar het ander be wegen en dan binnen in een plezierige „menselijke" sfeer zo ongeveer alle ken nis van de wereld opdoen, is uiterst ex pliciet de doelstelling van opdrachtgeef ster en architecten geweest. Met het oog daarop is voor alle gebouwen dan ook gekozen voor een „menselijke vormen taal" - geen onafzienbare, alles plat slaande betonnen stuwmeerwanden, maar daarentegen sterk gelede structuren met duidelijk herkenbare constructie- kenmerken, wars overigens van de zg. „Nieuwe Kneuterigheid" - en vooral ook een materiaalkeuze waarmee een normaal mens een hechting kan krijgen: metselwerk, houten kozijnen en derge lijke. Een laatste, onmiddellijk in het oog springend kenmerk van het WSD-pro ject is dan natuurlijk de open te graven Trekvliet, een „must" in de ogen van de architectengroep en in feite ook wel van alle betrokkenen, inclusief de omwonen den. Het zijn dergelijke meer of minder uitge sproken facetten die aan de orde zijn, wanneer ir. Mooij inderdaad stelt dat de manier van werken in dit WSD-verband vermoedelijk maatgevend zal blijken voor het toekomstige universitaire bou wen. Het centraal stellen van de mens en bij de realisering van deze doelstelling vanuit een grofmazig net van methodie ken en uitgangspunten terugwerken naar

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1979 | | pagina 23