weer in oude staat terug te brengen. Het dateert van omstreeks 1870. Aan het laatste buiten van onze beschou wing, „Bronhuize", is een interessant ver haal verbonden. Het huis ontleent zijn naam aan een minerale bron, die rond 1745 door Dr. J .H.Degener onderzocht en beschreven werd. Ineen geschriftje, getiteld „Aedicu- lae Ubbergenses, of Kort Verhaal van een Gezondbron, in de Graafschap en Heerlijk heid Ubbergen, ontdekt en voorgesteld door Johan Hartman Degener ordinaris Medici- nae Doctor der Stadt Nijmegen en Lid van de Keyserlijke Academie der Natuur- en Geneeskunde", gaf hij een verslag van zijn bevindingen. Hij kwam tot de slotsom, dat dit water „een zeer reyn, licht en spiritueus water, met een fijn zout en staal-poejer vermengd" was. Het leek op het water van de Sauvenière te Spa, maar was veel beter dan het toentertijd alom geprezen „Bristolsche water". Het hielp tegen schier alle kwalen, zelfs de meest uitzonderlijke. En we vinden er be namingen onder, die wij niet eens meer kennen, zoals „inwendige brand, verstop ping van de takken, blauwe schuit" en der gelijke. Maar het geneeskrachtig water zou ook aangewend kunnen worden tegen „kwalijkheid, opgeblazenheid, koude koorts en innerlijke drift". Of het werkelijk hielp? We weten het niet, want de douairière, wier lijfarts Degener was en aan wie hij het boekje opgedragen had, vreesde door een grote toeloop van volk in haar rust gestoord te worden. Ze wenste Ubbergen niet uit te zien groeien tot een Kurort met alle wereldse vermakelijk heden van dien. Ogenblikkelijk liet ze de bron met een hekwerk afsluiten. Bij de bouw van „Bronhuize", in 1824, leidde men het water af naar het huis en plaatste men er een pomp op. De kans om Ubbergen internationale vermaardheid te geven was voorgoed verkeken. Zo zijn we, met „Bronhuize", aan de grens van het dorp gekomen. Wat er achter ons ligt, is een waardevolle eenheid van natuur en mensenwerk, die zo zeer van de sfeer der negentiende eeuw doordrongen is, en die zo ongeschonden is, dat we er onze eigen tijd zouden kunnen vergeten. 209 W. J. Pantus

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1978 | | pagina 28