Rijksgeologische
dienst 75 jaar
Inventarisatie oude
kanalen
teren en versterken opdat wij, wat wij altijd
zijn geweest, een rots in de branding konden
blijven. Hoe onze positie, ook organisato
risch, zette dr. Hoegen vervolgens uitvoerig
uiteen. Het aanpassingsproces is ingezet
maar nog niet voleindigd. Wij moeten ons
realiseren, dat wij pas gesprekspartners zijn
voor deskundig overleg, voor een goede
discussie, voor meestuderen en meedenken,
als ook in onze provincies een nieuwe sfeer,
een nieuwe organisatie zal zijn opgebouwd.
Daarmee wilde dr. Hoegen niets zeggen ten
nadele van onze huidige organisatie. Het is
geweldig zoveel werk als er wordt verzet.
Maar wij moeten en daar hebben de betrok
kenen die dit werk verrichten recht op, de
positie van hun organisatie versterken. Wij
moeten onze provinciale comité's, die
slechts comité's zijn, de plaats geven die bij
Heemschut past en wij moeten dus zorgen,
dat de comité's rechtspersoonlijkheid heb
bende instanties worden, met daarnaast hun
adviseurs en niet in alle gemeenten samen
ongeveer 200 correspondenten, maar in ie
dere plaats een correspondent en in de gro
tere plaatsen meer correspondenten en als
het nodig is,werkgroepen.
Grotere zelfstandigheid in de provincie
Wij moeten dus streven naar een grote zelf
standigheid in de provincies. Wij zullen ons
hiervoor volledig moeten inzetten en daarbij
moet ons principe niet zijn „het gevecht",
maar de discussie, het overleg. Voor een
intense samenwerking van overheid met
particulieren zou een Nationale Maatschap
pij tot Stads- en Dorpsherstel als joint ven
ture een prachtig voorbeeld zijn van de be
oogde samenwerking.
Vooral dit werk is nu eenmaal geld nodig".
In dit verband betuigde dr. Hoegen zijn
grote erkentelijkheid voor de instelling van
een fonds, waaruit bijzondere acties, die
niet tevoren kunnen worden voorspeld en
begroot, kunnen worden gesteund. Hij deed
vervolgens op een ieder een dringend be
roep mede te helpen het ledental te vergro
ten. Want: Heemschut zal moeten voort
bouwen, zal een antwoord moeten geven op
alles wat er om ons heen gebeurt en niet
gebeurt. In zijn beroep op zijn gehoor
voegde hij ook het verzoek in zijn opvolger,
de heer Hamm met dezelfde welwillend
heid, die hij - Hoegen - had ontvangen,
tegemoet te treden. Vervolgens richtte de
182
afgetreden voorzitter zich met enige per
soonlijke woorden tot de heer Hamm, om er
tenslotte zijn blijdschap over uit te spreken
dat men hem de Ton Koot-penning heeft
willen toekennen en hem tevens heeft willen
vereren met het ere-lidmaatschap.
Het officiële gedeelte van de samenkomst in
de Lutherse Kerk was hiermee ten einde.
Maar zeer velen maakten daarna van de
gelegenheid gebruik om dr. Hoegen ten af
scheid de hand te drukken en voor zoveel
nodig kennis te maken met de heer Hamm.
En dat gebeurde dan met een drankje en een
hapje bij de hand en onder gezellige kout.
En waarover spraken dan die honderden?
Natuurlijk over monumentenzorg, stadsher
stel en stadsvernieuwing, maar ook over
deze bijzonder geslaagde Heemschutdag.
v.d.W.
ANWB, Kon Ned. Watersport verbond èn
de Bond Heemschut stelden in 1976 een
nota,Oude kanalen "op, waarin er op werd
gewezen, dat kanalen die hun functie voor
de beroepsvaart geheel of gedeeltelijk heb
ben verloren, vaak grote landschappelijke,
natuurwetenschappelijke cultuurhistorische
en recreatieve waarden hebben. Gevraagd
werd om een inventarisatie van deze kana
len. Het ministerie van CRM en van Ver
keer en Waterstaat hebben ons thans mee
gedeeld, dat er een werkgroep Oude kana
len is ingesteld, die tot taak heeft gekregen
een inventarisatie van de bij verschillende
kanalen aanwezige waarden met betrekking
tot recreatie, het landschap, de natuur en de
cultuurhistorie te maken. Voorts zal de
werkgroep (WOK) een beleidsvisie dienen
te geven over behoud en functie van oude
kanalen.
In de werkgroep hebben zitting medewer
kers van de directie Natuurbehoud en Open
luchtrecreatie en van de directie Musea,
Monumenten en Archieven van het Minis
terie van CRM en van de hoofddirectie van
de Waterstaat.
Als de eerste deelinventarisatie in concept
gereed is zullen de drie hiervoor genoemde
organisaties, zoals Heemschut, de gelegen
heid krijgen informatief van gedachten te
wisselen.
De Rijksgeologische Dienst bestaat 75 jaar.
Aanvankelijk in Den Haag gevestigd, werd
de dienst in 1918 overgeplaatst naar Haar
lem, waar het gebouw van de Hollandsche
Maatschappij van Wetenschappen aan het
Spaame onderdak ging verlenen.
Onze lezers zouden zich kunnen afvragen,
waarom we aan dit jubileum in ons tijd
schrift kort aandacht willen besteden. Het
verband tussen de opsporing van delfstoffen
en monumentenzorg ligt niet aanstonds
voor de hand. Maar in een publicatie van de
dienst vonden we toch een aanknopings
punt. Geologische informatie is nl. van be
tekenis voor de ruimtelijke ordening en deze
is wel degelijk ook voor monumentenzorg
van groot belang. We ontlenen aan ge
noemde publicatie het volgende: Toen de
techniek ons nog niet of nauwelijks in staat
stelde om „Moeder Aarde" naar onze hand
te zetten, en ruimtegebrek de mens als regel
nog niet dwong om zich op andere plaatsen
te vestigen dan die welke van nature ge
schikt waren, in die tijden was de geologi
sche situatie in belangrijke mate bepalend
voor het patroon van onze vestigingen.
Voor onze lage landen betekende dat in vele
gevallen een keuze voor „droge voeten",
wat neerkwam op de occupatie van strand-
wallen, lage duingebieden en zandige, wat
hogere oeverwallen langs de rivieren, zee
armen en kreken. Ook het primitieve we
genpatroon profiteerde van deze „natuur
gaven". Gaandeweg werd de verlokking
om grote, vruchtbare gebieden met enig
technisch geweld te onderwerpen, groter.
Was de terpenbouw in dat opzicht nog als
defensief te beschouwen, de bouw van dij
ken kreeg al snel het karakter van wapen in
de systematische verovering van land op de
zee. De offensieve strijd tegen de natuur
krachten, de ombuiging van het natuurlijk