De oudste katholieke schuilkerk
in Amsterdam
[S8WI fPf
De stichting Diogenes is in Amsterdam drif
tig bezig, zoals blijkt uit ,,De Lamp", een
uitgave van de Vereniging van Vrienden
van de Amsterdamse binnenstad. Daarin-
schreef G. Brinkgreve een boeiend verhaal
over de oudste katholieke schuilkerk in de
hoofdstad: Vinkenstraat 160-162 en die nu,
na restauratie de bestemming zullen krijgen
van pied a terre voor één of meer kleine
theatergezelschappen. Met toestemming
van de schrijver laten we hier - enigszins
verkort - het verhaal van Brinkgreve vol
gen.
Toen na het van kracht worden van de Mo
numentenwet in Amsterdam het register van
te beschermen monumenten werd opge
steld, gold de Vinkenstraat, tussen en
evenwijdig aan de Brouwersgracht en de
Haarlemmerdijk, als een verloren gebiedIn
het sterk verkrotte straatje kwamen slechts
enkele panden op de lijst. De nrs. 160-162
werden overgeslagen, hoewel H. J. Zant-
kuijl in zijn reeks publicaties in „Amstelo-
damum" over de schuilkerken, dit gebouw
had beschreven als de oudste katholieke
schuilkerk van Amsterdam. Van buiten is er
niet veel aan te zien. Aan de Vinkenstraat
zijn het twee huizen onder één dak. De her
haaldelijk verbouwde gevels, de een iets
breder dan de ander, bevatten oud metsel
werk, maar een oorspronkelijke vorm is niet
herkenbaar. „De zijgevel", zo schreef
Zantkuijl, „is nagenoeg geheel origineel.
Het poortje in de Baanbrugsteeg met het
jaartal 1759 evenals de eenvoudige doch
grootse opzet geven nu nog aan dit pand iets
van de sfeer en de wijding van dit (ca.) 300
Reconstructie'Studie van de voorgevel in de 17e eeuw
Het dicht getimmerde pand Vinkenstraat
160-162 in Amsterdam, de oudste katho
lieke schuilkerk, nu bestemd te worden ver
bouwd voor kleine theatergezelschappen.
Foto: Maarten Brinkgreve, Amsterdam.
jaar oude kerkgebouw".
Toen Vinkenstraat 160-162 in 1976 met
sloop werd bedreigd, kocht Diogenes de
panden op aandringen van het (gemeente
lijk) bureau Monumentenzorg. Na het aan
brengen van de nodige stutwerken, en het
dichtmetselen van ramen en deuren om ver
nieling te voorkomen, kon een grondig on
derzoek plaatsvinden, dat aan de studie van
Zantkuijl uit 1959 nieuwe gegevens heeft
toegevoegd.
Hoofdkenmerk van deze van buiten onop
vallende huizen is dat de indeling in acht
kleine etagewoningen omstreeks 1800 ont
stond door zowel horizontale als vertikale
opsplitsing van een gebouw dat oorspronke
lijk bestond uit één zaal van ca. 91/2 x 11 m.
boven woonruimten gelijkstraats. De zaal
was bijna vijf m. hoog, daarboven bevond
zich een ruime zolder, waarin tegen de
bouwmuur aan de zijde van 158 een koepel
tje was uitgebouwd boven de plek waar het
altaar moet hebben gestaanDe vloer van de
voormalige kerkzaal wordt gedragen door
een zware, ongeprofileerde balklaag die
Zantkuijl als oorspronkelijk herkende. Het
is wel zeker, dat van de binnenmuur, die de
later 160 en 162 genummerde delen van
elkaar scheidt, het deel onder de kerkzaal uit
de eerste bouwperiode dateert.