binnenplaats naar de „grote stokken" waar
hij andermaal tussen hekken zijn beurt af
wachtte om bij de bedeelkamer de gift in
ontvangst te nemen - meel, kaas, grutter
swaren werden onder andere verstrekt.
Bij de bouw was het poortje van Jacob van
Campen dat eens toegang gaf tot de
schouwburg en door de grote bouwmeester
persoonlijk was ontworpen overgebracht
naar de achterzijde van het door het R.C.
Oude-Armenkantoor neergezette hoofdge
bouw, aan de binnenplaats derhalve. De
De binnenplaats van het gerestaureerde
R.C. Oude Armenkantoor met het poortje
van Jacob van Campen dat oorspronkelijk
de toegang tot de schouwburg sierde. De
binnenplaats beslaat een deel van de afge
brande schouwburgzaal.
Het tijdvers boven het poortje luidt: Be-
sCoVW opnleVW een hVIs, Waar nog het
Lvstig kroost Van IJVer D'oVDen stok In
zJJne eLenDe troost
II
Tegenover het poortje van Jacob van Cam
pen op de binnenplaats werd later een bak
kerij voor de bedeling gebouwd. Het op
schrift boven het raam in het midden liet de
.behoeftige mensch" daarover niet in het
ongewisse
Foto's: Ge. Bureau Monumentenzorg Am
sterdam
bouw heeft een voorspoedig verloop gehad
- al binnen het jaar na de brand konden
regenten het gebouw in gebruik nemen: 5
mei 1773. En, even vooruitlopend op een
beschrijving van de gang van zaken: precies
200 jaar later, op 5 mei 1973 kon de restau
ratie van het voorhuis worden opgeleverd.
De binnenplaats is naderhand aan de achter
zijde (de kant van de Prinsengracht) nog
afgesloten door een vierde gebouw waarin
de bakkerij werd gevestigd. Alleen aan de
kant van de „kleine stokken" was toen een
gedeelte waar geen gebouw de binnenplaats
omsloot - alleen een toegang naar de op de
Prinsengracht uitkomende Uilengang. In
het midden van de vorige eeuw is er nog een
druk gebruik gemaakt van die gang. In 1853
werd een top bereikt van 8843 bedeelden,
aldus dr. De Wolf in het hierboven al ge
noemde boek over de geschiedenis van de
instelling.
In 1858 kreeg het R.C. Oude-Armenkan
toor een legaat van een kwart miljoen dat de
stichting mogelijk maakte van het nog altijd
bestaande en thans in een proces van mo
dernisering verkerende oudeliedenhuis St.
Jacob in de Plantage. In november 1920
kwam er een einde aan de bedeling; die taak
werd overgenomen door de parochiële arm
besturen. Voor het eerst sinds mensenheu
genis kwamen de regenten niet meer op
woensdag naar het kantoor aan de Keizers
gracht om de bedeling te verrichten. Hen
restte de zorg voor „St. Jacob" en het be
heer van de goederen, die eigendom waren
van het R.C. Oude-Armenkantoor.
Tijdens de hongerwinter van 1944-1945
echter heeft zich nog gedurende korte tijd
een andere vorm van bedeling ontwikkeld.
Toen werden de houten vloeren gesloopt uit
het hoge zijpand van de „grote stokken" en
wel zó dat men van het souterrain naar de
kap kon kijken. Hout voor de wonderka-
cheltjes!De sloop geschiedde wel vak
kundig op de vier balken liet men er één op
zijn plaats zodat instorting van het gebouw
uitbleef. Het bleef in deze toestand een
kwarteeuw - tot omstreeks 1970 de restau
ratie van de panden een aanvang nam.
Toen de buitenmuur aan de binnenkant
werd schoongebikt ontdekte men daarin
verticale stroken, opgevuld met een zachte
rode baksteen die afstak bij de harde blauwe
baksteen van de rest van de muur. Dit was
een niet oninteressante ontdekking: in de
opvullingen hadden de houten staanders ge
zeten van de oude schouwburg van 1636.
De zeer dikke buitenmuur van de „grote
stokken" was niet anders dan de muur van
de schouwburg, die de brand had overleefd.
In de buitenmuur van de „kleine stokken"
vond men overeenkomstige opvullingen
met een ander soort steen. Bij de bouw van
de schouwburg had men een schuurcon-
structie gebruikt, zoals heden ten dage nog
te zien valt in de houten Amstelkerk aan het
Amstelveld, een „predikschuur" uit 1668.
Bij de restauratie zijn deze opvullingen door
een lichte profilering zichtbaar gemaakt.
Niet alleen de muren van de schouwburg
bleken bij de bouw van het bedelingshuis
gebruikt te zijn. Ook hout dat nog bruikbaar
was werd aangewend en zo trof men in het
hoofdgebouw achter het voorhuis nog vijf
zeer lange balken aan met sleutelstukken,
die aan de vuurgloed waren ontkomen. Een
ervan was zó gelegd dat de verkoolde rand
onzichtbaar was. De kwaliteit was echter
niet meer zoals men van dergelijke indruk
wekkende balken mocht verwachten. Zij
sieren nu de zoldering van de bibliotheek
van het advocatenkantoor: ze dragen echter
niet langer maar worden zelf gedragen.
Deze bibliotheek is op de derde verdieping
waarvan sommige vertrekken een prachtig
uitzicht bieden op de Westertoren en het
gebouw Felix Meritis.
Tot de ontdekkingen bij de restauratie be
hoort ook een deur in het voorhuis met be
hang beplakt dat bij het verwijderen twee
beschilderde panelen bloot gaf: in het bo
venste een toneelspeler, in het onderste een
voorstelling van een luit en een rol. In het
voorhuis, waarin nog altijd het kantoor is
gevestigd van het R.C. Oude-Armenkan
toor, leidt een trap met gemarmerde lambri
sering naar de statige regentenkamer waarin
op „5 mey 1773", zoals aangegeven, de
eerste vergadering van regenten werd ge
houden. In het rococo-stucwerk van het pla
fond zijn met vergulde letters hun namen
aangebracht: mr. Lucas Pompejus Occo,
O.L. Barbou, I. Schadé, L.E. Delsing.
„Toen we hier kwamen was alles groen",
vertelt architect Prins. In 1880-1890 was
alles roze en groen beschilderd. Wat te
doen? Teruggaan naar de oorspronkelijke
toestand van 1773 of de sfeer van de jaren
tachtig van de vorige eeuw handhaven? Een
vraag van een aard waarvoor men zich bij
vrijwel elke restauratie opnieuw ziet ge
steld. En veel aanleiding tot felle polemie
ken. „Een verschrikkelijke beslissing",
bekent de heer Prins. Het werd: terug naar
159