leder huis heeft een overlevingskans „Het stadsbestuur is een huis-vader. Maar neem nu eens het huis van Van Eeghen aan de Herengracht, van boven tot onder vol antieke meubelen. En elk jaar slaan ze 25 van die meubelen in elkaarDat zou ie dereen te zot vinden. Maar in Amsterdam verdwijnen 25 oude huizen per jaar." De vergelijking is van ir. H. A. J. M. Wel- ler, tot voor kort hoofd van het bureau Mo numentenzorg van de gemeente Amster dam. De heer Weller heeft onlangs om gezond heidsredenen deze functie moeten neerleg gen. Wij hadden een gesprek met hem, in zijn woning aan de Brouwersgracht, het hoekhuis Binnen Oranjestraat, eigendom van Hendrick de Keyser, daterend uit 1650 en in de jaren 1955- 1957 onder leiding van ir. J. W. Dinger gerestaureerd. We zitten in het voorhuis waar een plattebuiskacheltje staat, met Wales anthraciet gestookt. „Je moet er even slag van hebben, dan gaat het best", zegt ir. Weller, terwijl hij een schep kolen in het kacheltje gooit, dat al gauw zo warm wordt dat we van stoel wisselen. Het drietal huizen dat oorspronkelijk hier ge bouwd werd droeg de namen Geloof, Hoop en Liefde. Het hoekhuis heet Geloof. Het is het enige dat het oude uiterlijk bewaard heeft. Het bureau monumentenzorg bestaat nu een kwarteeuw. Vóórdat dit bureau werd opge- 108 richt was er wel belangstelling voor de res tauratie van gewone woonhuizen, vertelt ir. Weller, maar de overheid had er geen visie op. „Die is er nu wel, al is het erg lauw" „Meer in het hart dan in de portemonnaie" vult onze zegsman aan. In 1953 heeft men het vliegwiel draaiende gekregen en men heeft kans gezien om een begin van een brede belangstelling te wek ken bij huizenbezitters en bij bestuurders. Over de hele stad. Ik heb, in de periode dat ik hoofd van het bureau was, gepoogd dit uit te breiden. Ir. R. Meischke, het eerste hoofd van het bureau had de steun van mensen als burgemeester d'Ailly en wethouder mr. R. van den Bergh, die de bijzondere schoon heid van de stad begrepen. „Dat waren al- pha's!". „Met technocraten gaat de stad zelf wel kapotmeer dempen, metro's een bepaald soort image raak je dan wel kwijt' „Maar", laat ir. Weller er relativerend op volgen, „de kunst is natuurlijk om beide te doen. Je kunt van die knots van een binnen stad van Amsterdam geen museum maken. Het gaat er om hoe je het behoud krijgt van een huis, een gebouw en hoe je het een moderne functie geeft. Soms doet zich een breekpunt voor tussen de technische eisen en oude kantoorhuizen. Op de Keizers gracht tegenover de Westertoren was een huis waarin een bedrijf was gevestigd. Daar stonden in de suite onder de stucplafonds wel dertig a veertig telexen te ratelen Dat bedrijf is er uitgegaan maar die hui- .zen zijn zó sterk: het is nu weer een beeld schoon huis geworden" Wat mooi en goed is, is gewoon erg kost baar. Het klinkt paradoxaal, vervolgt ir. Weller, maar te grote welvaart maakt een stad sneller kapot dan te grote armoede. Niet zonder reden staan er in die zoge naamde slapende stadjes nog zoveel monu menten overeind. Het ideaal is een esthetische bewaking van de hele stad. We moeten zuiniger worden op het handwerk. Dat bestaat ook in Zuid: Ru bensstraat, Michelangelostraat. Kijk daar maar eens naar het prachtige metselwerk. En wat een mooi stadsplan daar in Zuid. Na Berlage is er geen mooi stadsplan meer gemaakt. Kijk nu eens naar dat Mercator plein Ja dat is ook van Berlage. Maar één toren is afgebroken - het beeld van het Mercator plein is kreupel. Er moet een stadsbureau komen dat voor dat soort zaken kan optre den Dat moet dan een grote vinger in de pap hebben. Die toren moet herbouwd worden en dan moet men tegen de eigenaar kunnen zeggen: dat valt voor een particulier te kost baar uit, maar er zijn mogelijkheden voorde overheid om dat te steunen. Zo'n nieuw soort bureau wil de heer Weller graag zien als een geïnteresseerd orgaan dat het geheel van de stad van de esthetische kant overziet. „De esthetische kant is méér dan de helft van het nuttig zijn". Hij werkt de gedachte nog wat verder uit. Een huis vertegenwoordigt een enorme economische waarde - iets dat driehonderd jaar meegaat. De ambiance, de sfeer schuilt in een aantal geniale dingen; - die verdient een goede bewaking waarbij het gezonde verstand boven aan moet zitten. Even afdwalend naar de esthetica van de metro: die is prima. De stations zijn mooi, dat is esthetische goed bekeken. Het bureau dat ir. Weller zo graag zou zien moet overtuigen, niet dwingen. Het moet de vrucht van teamwork zijn met aan het hoofd een geniaal man. En dan moet je ook dur ven. Terug naar het hedendaagse bureau monu mentenzorg met zijn 200 restauraties per jaar. „Ik keek voor het jaar daarna - want met de restauraties zelf hield ik met niet bezig - wat er te bereiken viel. Praten in wandelgangen en op recepties - het aan elkaar knopen van belangen. Ieder huis heeft een overlevingskans. Overal moet je porren - een énig werk, maar wel enerve rend, wantje zit zelf als civiel7technicus in een keurslijf: je bent niet voor „zachte za ken" geboren. En het verwaarlozen van de „zachte zaken" is het euvel waarmee deze eeuw kampt". Het bureau Monumentenzorg zit in de Dirk van Hasseltsteeg te klein. Het heeft er nu drie pandjes maar toen het derde er bij ge trokken werd, kon het direct vol mappen worden gestouwd. De documentatie is heel belangrijk; helaas is er geen kunsthistoricus voor die taak beschikbaar. Het bureau zit aangeschakeld aan Publieke Werken. „Dat is natuurlijk fijn dankzij PW hebben op gemakkelijke wijze een materialenwerf ge kregen aan de Wenckebachweg. Daar slaat men het onroerend goed op dat „roerend" is geworden. We raken in het gesprek even een oud strijd punt aan: moet men restaureren zien als reconstrueren of als het terugbreien van wat verloren is gegaan? Antwoord van ir. Wel-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1978 | | pagina 14