reerd. Het is verdeeld in appartementen
voor alleenstaanden. Men heeft voor de
toegang gebruik gemaakt van het bestaande
trappenhuis, achter de voordeur, en aan de
achterzijde een stalen vluchttrap aange
bracht.
In dezelfde straat is ook een voortreffelijke
staal van moderne architectuur binnen het
kader van een historische binnenstad gele
verd. Met de middelen van de twintigste-
eeuwse bouwkunst heeft architect De Jongh
uit Schayk aan de oude straatwand een fijn
gevoelige toets gegeven. Nergens hoefde hij
te grijpen naar schijnhistorische bouwwij
zen, noch heeft de moderne architectuur
geleid tot saaie of onlogische vormen.
De zeventiende eeuw biedt ons een viertal
voorbeelden van zogenaamde Dordtse ge
vels. en typisch Hollands verschijnsel, dat
vooral voorkomt in Hollandse vestingste
den, zoals Grave er ook een was, en dat de
invloed van Holland op deze Oost-Bra
bantse Maasstad duidelijk markeert. De
Dordtse gevels in Grave zijn gebouwd rond
1600. Ze zijn een voortzetting in steen van
de bouwwijze van houten huizen, waarbij de
verdieping op balkkonsolen rust, die iets uit
de gevel naar voren springen. De konsolen,
die zich tussen de vensters bevinden, wor
den door bogen met elkaar verbonden. In
Grave ziet men hetzelfde principe, alleen
dan in steen, de konsolen zijn ook niet meer
werkelijk met balken verbonden, maar heb
ben nog slechts een dekoratieve functie. Ze
zijn hier uitgewerkt als kopjes en leeuwe
maskers. De afgebeelde gevel staat in de
Oliestraat en toont in de geprofileerde korf
bogen inlegwerk van bak- en natuursteen.
Banden van natuursteen zijn op regelmatige
afstanden door het bakstenen muurwerk ge
trokken. Ingewikkeld gesmede muurankers
vervolmaken het geheel. Overigens is de
gevel dringend aan restauratie toe.
Alle Dordtse gevels in Grave zijn fragmen
ten. Oorspronkelijk hadden ze allen een
topgevel, die door moderniseringswoede en
verval afgeknot en tot lijstgevel gemaakt is.
De puien zijn zonder uitzondering nieuw.
De achttiende eeuw'liet ons, naast zeer vele
moderniseringen en details aan oudere hui
zen, nog een tiental topgevels, in- en uitge-
zwenkt, na, die allen tamelijk eenvoudig
zijn.
Een ander type huis staat op de hoek van de
Gasthuisstraat en de Hamstraat: een grote
herenbehuizing met inrijpoort en koetshuis.
Het muurwerk is op een aparte, echt acht
tiende eeuwse manier behandeld. De fijne,
lange en smalle steentjes zijn zuiver ge
voegd met opvallend witte kalkspecie. De
schuiframen zijn zeer hoog. Dit komplex,
dat vroeger onder de naam „De Eenhoorn"
als hotel en halteplaats voor de postkoets uit
Ravenstein in gebruik was, is in zijn geheel
door de gemeente aangekocht en gerestau
reerd
Vaak is het moeilijk grote herenhuizen weer
te laten bewonen. In Grave heeft men van
het koetshuis één woning gemaakt en het
herenhuis in vier delen opgesplitst. Oor
spronkelijk-zou in het midden een trappen
huis uitgespaard worden. Doch de toch al
hoge kamers zouden daardoor een kleinere
en vreemde plattegrond krijgen. Daarom
heeft men uiteindelijk op het binnenplein
een eenvoudige gemetselde trappartij ver
wezenlijkt, die een interessant accent zet en
toegang biedt tot de vier ruime woningen.
In Grave vindt men ook nog een aantal ge
sneden bovenlichten. Ze stammen over het
algemeen van rond 1800 en laten, zoals in
de Rog- en Klinkerstraat, sierlijk-strenge
empirevormen zien.
Van de negentiende eeuw wil ik alleen nog
het St. Catharinagasthuis in de Brugstraat
noemen. Een statig gebouw, met een klein
koepeltorentje op het dak, waarvan de bouw
in 1836 begonnen werd om het reeds in
1294 gestichte gasthuis te vervangen.
Soms, wanneer men van de hoofdstraten
afbuigt en dooreen nauwe gang tussen twee
huizen doorloopt,, ziet men nog de door de
eeuwen zwartgeworden pandjes, waarvan
de daken in elkaar vergroeid lijken. Deze
huisjes, waarin de arbeiders en kleine
handwerkers jaren geleden hun armoede
met hun tien- of vijftienkoppige familie
deelden, bestaan nog steeds. Ze staan aan
steegsjes- met voorheen dichterlijke namen
als Prinsenstal en Pauselijke Staten - die zo
smal zijn, dat twee mensen elkaar niet kun
nen passeren. Tussen de sterk overhellende
huizen zijn vaak bogen aangebracht om te
voorkomen, dat de gevels elkaar raken.
Alleen hier nog wordt de herinnering aan
het oude, vroeger zo ellendige Grave le
vend.
W. J. Pantus
Literatuur:
A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woor
denboek, 1842
M. Th. Roelofs, Geschiedenis van Grave,
1938
Voorlopige lijst der Nederlandsche mo
numenten van geschiedenis en kunst, de
provincie Brabant, 1931
Met dank aan de heer brinkhuis, adj. direc
teur gemeentewerken Grave en de heer
Douma, streekarchivaris Land van Cuyk.
9) Een bovenlicht van rond 1800; Klinker
straat
10) Steegje tassen Maastraat en Maaskade
Foto's, voor zover niet anders vermeld: W.
JPantus, Nijmegen.
69