I
het totaalbeeld. Het gaat nu niet in de eerste
plaats om het huis op zich. Men hecht er
veel waarde aan hoe een huis zich aanpast
aan zijn omgeving, hoe het zich voegt in de
gevelwand. Het mag zich, als het om een
doorsnee-stadshuis gaat, niet al te veel van
zijn buurman onderscheiden, waardoor het
ten onrechte tot een bijzonderheid verheven
zou worden. Dit is bijvoorbeeld het geval
met het onlangs gerestaureerde huis Prin
sengracht 692. Er zijn verschillende zaken
bijgerestaureerd die de architectuur van het
huis teveel eer aandoen of ronduit fout zijn.
Er is gebruik gemaakt van bakstenen van
uiteenlopende kleuren om het effect van
„oude" stenen op te roepen. De gevel is
niet zwart geteerd, zoals voor de restauratie
wél het geval was. Ook is het overbodig om
het zolderraam op de tweede étage van een
roede-indeling te voorzien. Hetzelfde geldt
voor het kleine raampje in de hals van de
gevel.
Alles wordt uiteraard anders wanneer het
gaat om een huis van bijzondere architecto
nische waarde. In dat geval zal men eerder
tot reconstructie overgaan.
Toch gooit de praktijk weer roet in het eten.
Bepaalde factoren maken dat er bijna nooit
wetenschappelijk en verantwoord gerestau
reerd kan worden. Het gebeurt maar weinig
dat er volledig recht kan worden gedaan aan
de architectuur. Ten eerste zijn daar de vier
belanghebbenden: de eigenaar, de architect,
Monumentenzorg en de Dienst Bouw- en
Woningtoezicht. De architect dient terdege
rekening te houden met de laatste twee,
waarbij de Dienst Bouw- en Woningtoe
zicht overigens niet uitgepoetst moet wor
den. Vervolgens zijn er factoren als de ren
tabiliteit van het gebouw. Soms is het nodig
een huis zijn woonfunctie te ontzeggen, op
dat het voortbestaan gewaarborgd blijft. In
kleine steden is dit vinden van een andere
bestemming uiteraard moeilijker dan in
grote steden. Veel woonhuizen zijn daar
bijvoorbeeld getransformeerd in kantoren.
Wanneer dit niet gebeurt, zouden nog meer
monumenten verdwijnen. Aan de andere
kant wordt de architectuur geweld aange
daan, zeker voor wat het interieur betreft.
Het is duidelijk dat geen enkele restauratie
opeen andere lijkt. De problemen zijn in het
algemeen dezelfde; de oplossing ervan is
echter steeds weer verschillend.
We zijn er nog niet. Op het technische vlak
ligt het ook niet zo eenvoudig. Het vervan
gen van ontbrekende delen levert nog steeds
moeilijkheden op. Lag het probleem in
Kalfs' tijd nog op het theoretische vlak,
namelijk of een détail een reconstructie
mocht zijn van de oorspronkelijke vormge-
Huis met de Hoofden, Keizersgracht 123 Lange Leidsedwarsstruat 146-148-150
ving ofwel een produkt van eigentijdse
vormgeving, nü liggen de problemen meer
praktisch. De oude materialen raken op en
de gespecialiseerde vakmensen sterven uit.
Het vinden van vervangende materialen
wordt steeds moeilijker. Om deze redenen
zal men eerder tot consolidatie dan tot re--
constructie overgaan. Doch de keerzijde
van de medaille is dat deze consolidatie-
drift geen gunstige ontwikkeling is voor de
weinige restauratoren van het ornament, die
we nog hebben. Ze krijgen te weinig werk,
waardoor gebrek aan oefening ontstaat. Het
kan dus voorkomen dat beeldhouwwerk
fout wordt afgeleverd en overgemaakt moet
worden, wat natuurlijk weer prijsverhogend
werkt. Juist door het gebrek aan training
wordt de kans op fouten groter.
Kortom: de tendens tot consolideren brengt
de vaklui in verdrukking, omdat zij het juist
van de reconstructie moeten hebben.
Deze tendens tot consolideren is beslist
geen monopolie van Nederland. Elders in
Europa bespeuren we hetzelfde. In Oost-
Europa gaat men zelfs een stap verder. Men
past daar een analytische methode toe:
vondsten die gedaan worden tijdens onder
zoek en restauratie spelen een rol bij de
uiteindelijke verschijningsvorm. Men zou
het een archeologische benaderingswijze
kunnen noemen. Men geeft ostentatief -
geheel of gedeeltelijk - de vroegere bouw
fases aanbijvoorbeeld door het naast elkaar
handhaven van de raamindeling van twee
verschillende perioden. Een ander voor
beeld: tijdens de Barok is men drastisch aan
het pleisteren geweest waarbij fresco's of
taferelen in sgraffitto uit vroegere perioden
aan het oog onttrokken zijn (sgraffitto is een
techniek die op etsen lijkt: twee gekleurde
kalklagen over elkaar, waarvan de bovenste
wordt weggekrast). Om de toeschouwer
hierop attent te maken, hakt men hier en
daar een stukje pleister weg en kan men zo
althans een klein beetje van het verborgene
zien. Deze analytische benadering is overal
in Tsjechoslowakije en Hongarije waar te
nemen.
Na dit algemene betoogje zal het de lezer
duidelijk zijn dat, hoe men ook zijn best
doet, een woonhuis altijd aan echtheid zal
inboeten. Financiën spelen hierbij de be
langrijkste rol. Hoe men ook tracht de res
tauratie-hand onzichtbaar zijn werk te laten
doen, altijd zal het object iets verder van zijn
laatste verschijningsvorm afraken.
Jeannette Schneider
53