Het West-Indisch Huis in gevaar Het West-Indisch Huis, het forse gebou wencomplex, dat staat aan de Haarlemmer straat 75/Herenmarkt, is in de vernieling. Vuur ontstaan door een vuurpijl van spe lende kinderen, heeft de kapverdieping met haar prachtige eiken balkengestel doen uit branden. Dit heeft uiteraard zijn effect op de tweede verdieping niet gemist. Toch is, wat er staat een imposant gebouw, dat én als monument, én 18de-eeuwse wereldhandel, én door zijn betekenis voor Amsterdam het behouden en restaureren ten volle waard. Toen in de laatste dagen van het Monumen tenjaar 1975, op 16 december, de trieste ramp plaats vond, zijn al spoedig vele Am sterdammers in het geweer gekomen om het gebouw te helpen redden. De Vereniging van Vrienden van de Amsterdamse binnen stad dacht er een sociale functie aan te ge ven, toen de 89-jarige populaire Amster damse arts dr. B. Sajet met het voorstel kwam het huis een bestemming te geven voor bejaarden. Een daaruit voortvloeiende korte aktie bracht voordr. Sajet's 90ste verjaardag een bedrag van 12.000.- bijeen. Uiteraard sympathiek, maar helaas niet voldoende om een miljoenen-projekt te verwezenlijken. Uit deze aktie is voortgekomen een Stich ting Het West-Indisch Huis, die zich ten doel heeft gesteld om het pand aan te kopen, te restaureren en er een passende bestem ming aan te geven. De gedachte het een bejaardenhuis-bestemming te geven, bleek door de constructie van het gebouw onuit voerbaar. De Stichting koos als voorzitter ondergete kende, tot secretaris Geurt Brinkgreve, tot vice-voorzitter drs. W. de Vrijer, tot pen ningmeester mr. B. H. Vroomentotlid mr. J. Th. Scherpenhuizen. De eerste daad was, het huis ter verwerven. Dit kon geschieden door het aan te kopen van het pensioenfonds van het textiel- grootbedrijf De Vries en Van Buuren met een lening, gesloten bij de H.B.M. met het huis zelf als onderpand. De situatie is wel zo, dat de Stichting vóór februari 1978 de plannen voor exploitatie bevredigend moet hebben opgelost. Het komt er op neer, dat de Stichting er naar streven moet dan te beschikken over een bedrag van één miljoen gulden. Dat pas zal mogelijkheid bieden voor verder handelen. Intussen moet er naar gestreefd worden, de middelen te vinden om tot herstel van de brandschade te geraken. Subsidiabel is het pand wel, maar zoals be kend, zou dat wel eens een veel tijd ver gende aangelegenheid kunnen worden en dat zou in dit geval voor het gebouw een dodelijke toestand kunnen veroorzaken. Energiek en snel optreden, medewerking van alle betrokken instanties en toevloeien van vele bijdragen zijn de onverbiddelijke voorwaarden om het gestelde doel te berei ken. Niet genoeg kan men hiervan door drongen zijn en nauwelijks genoeg bekend- Oude prent van het N.Z. Heerenlogement, eerder W.S. Huis. Foto's: Maarten Brinkgreve, Amsterdam. l E i; W tv - 7, Y S H il ESI E K i. O K >f E N heid kan hieraan gegeven worden. Wie hel pen wil, doe het nü! De geschiedenis De stad, die in het begin van de 17de eeuw over twee Vleeshallen beschikte, liet in 1617 een derde Vleeshal bouwen aan de Varkensdijk en de Varkensmarkt grenzend; later zouden deze Haarlemmerstraat en Herenmarkt genoemd worden. Op de verdieping van dit fraaie renaissance- gebouw werd een schutterwachtlokaal inge richt. Vier ossekoppen, die gehouwen wer den in de togen van de vier vensters op de onderste verdieping, getuigden van de be stemming van het huis, het gekroonde wa pen van Amsterdam boven de onderdoor gang van de halve stoep lieten duidelijk zien wie de eigenaar was. Na korte tijd bleek deze Vleeshal toch niet zo goed gesitueerd en werd al in 1619 een nieuwe Vleeshal aan de Haarlemmerstraat werd verlaten en in 1623 door de stad ver huurd aan de in 1621 opgerichte West- Indische Compagnie (W.I.C.). Om het gebouw geschikt te maken, om als hoofdzetel van de Compagnie te dienen, werden aan de achterkant aangebouwd zg. zit- en vergaderzalen, ondergekelderd met kruisgewelven op platte ribben, welke nog geheel intact zijn. Intussen was in 1609 door V.O.C. de be kwame zeevaarder en ontdekkingsreiziger Henry Hudson in dienst genomen (daartoe overreed door ds. Plancius) om benoorden NovaZembla, de weg naar China te vinden. Hij kreeg daarvoor ,De Halve Maeneen jacht van 80 ton, bemand met 20 man, deels Hollanders, deels Engelsen, ter beschik king. Buiten zijn opdracht, is Hudson afgeweken naar het Noordwesten en kwam terecht in Amerika, vermoedelijk bij Long Island. Hij voer de rivier de Mauritius op, en kwam in de vallei, die later naar hem Hudson-vallei is genoemd. Hij keerde niet terug naar Holland, naar Amsterdam vanwaar hij vertrokken was en vanwaar hij zijn instructies had ontvangen, maar hij landde in Darmouth, Eng. De Engelse autoriteiten verboden hem om aan zijn opdrachtgevers in Amsterdam te rapporteren. Kaarten en journalen heeft Hudson toen overhandigd aan de Virginia Compagnie. Helaas zijn deze gevens ver moedelijk bij de Brand van Londen in 1666 verloren gegaan. Maar, de Staten-Generaal hadden een kwieke consul in Londen, de als historicus bekende Em. van Meteren. Deze verza melde uit de mond van Hudson's metgezel len de gegevens, welke hij snel doorgaf aan de Heren XVII van de V.O.C. De reis werd daardoor spoedig gevolgd door vaart op de Hudson-vallei door ondeme- 111

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1977 | | pagina 18