meer wordt bij wijze van spreken „inge lijst" met een hoge, steile mergelwand, omzoomd met boompartijen. In de zuid oosthoek van dit plan, waarvoor ENCI ƒ12 miljoen in de grond stopt, domineert een heuvel van 168 m boven N.A.P., die in mei jl. voor het publiek werd opengesteld. De heuvel, ,,D'n Observant" vormt nu al een onderdeel van de toekomstige afwerking van de St. Pietersberg, een kunstmatige heuvel, landschappelijk ingericht" „D'n Observant" is een historische naam, ontleend aan een oud klooster dat hier heeft gestaan. De naam is goed gekozen, want van de top van de heuvel kan men inderdaad het omliggende landschap observeren Akkers en grasland. In het bedrijfsbulletin van ENCI (nov. 1976), waarin met leidende figuren van de cementindustrie interviews zijn opgeno men, staat een vraag hier het vermelden fenbeleid, zeker gezien de strategische be tekenis van cement voor de bouwnijverheid Tot zover ENCI aan het woord in de in haar opdracht samengestelde Synthese. In de samenvatting wordt niet gewezen op een aspect, dat o.i. niet onbesproken mag blij ven. D'n Observant Over de ontgraving van de Sint Pietersberg was en is nog veel kritiek. De ENCI heeft daar wel iets tegenovergesteld. In mei 1976 publiceerde ze een aantrekkelijk boekje over het mergelmeer op de Sint Pietersberg. Na beëindiging van de ontgraving is het 135 ha grote groevegebied door de ENCI voor eigen rekening landschappelijk „fraai afgewerkt", een nieuwe toeristische attrac tie. We lezen in het boekje: Als het eindplan gereed is, ligt op de Sint Pietersberg een meer met een oppervlakte van ca. 60 ha of 60 maal het Vrijthof (in Maastricht). Dit waard: Hoeveel grondgebruikers hebben belangen in het aangevraagde concessiege bied? En dan volgt het opvallende ant woord: Dit zijn er welgeteld 78. Hiervan hebben 16 landbouwers hun akkers en gras land uitsluitend binnen het concessiege bied. Zij zijn dus geheel afhankelijk van de opbrengst van deze gronden. Gelukkig zal de afgraving in fasen plaatsvinden. Daar door zal slechts één kwart van de 433 ha voor de mergelwinning in gebruik zijn. De rest, dus meer dan 300 ha blijven nog vele jaren beschikbaar als landbouwgrond. La ter, als de afgraving verder gaat, komen de nieuw ingerichte gronden weer vrij. Dit al les neemt niet weg, dat voor de problemen van de betrokken landbouwers tijdig goede oplossingen moeten worden gevon den Deze uitspraak is volkomen in tegenspraak met de opmerking uit de synthese van de ENCI, hiervoor gememoreerd: Dit gebied wordt niet bewoond en Kent geen agrarisch gebruik. Maar goed, het beste paard strui kelt wel eens, zeker als het in de verdedi ging wordt gedrongen. En dat is hier in sterke mate het geval. Tegenaanval De milieu- en natuurbeschermingsorganisa ties beschouwen de concessie-aanvraag voor het plateau van Margraten als een ge weldige aanval op het Zuid-Limburgse landschap. Vandaar dat ze in bezwaarschrif ten de tegenaanval hebben ingezet. Er is gelukkig, zo mogen we wel stellen, een gezamenlijk front, waarbij de bond Heem schut zich heeft aangesloten. Begrijpelijk, want ook Heemschut is voor behoud en be scherming van ons landschapsschoon. Vandaar ook, dat we er in deze kolommen zo uitvoerig aandacht aan schenken. Wie de situatie in ogenschouw neemt valt één ding al aanstonds op. Bij de voorgeno men ontgronding zijn niet minder dan vijf gemeenten betrokken, die eigenlijk alle maal een grote bekendheid genieten, niet 't minst om hun karakteristieke architectuur uit vroeger jaren. Die vijf gemeenten zijn: Margraten, Wijlré, Bemelen, Berg en Ter- blijt en Valkenburg-Houthem. Overbe kende toeristische klanken Nemen we het bezwaarschrift van de Stich ting Milieufederatie Limburg als uitgangs punt. Voor alle duidelijkheid, deze federatie is het overkoepelend orgaan van een vijftig tal particuliere organisaties, alle werkzaam op het terrein van het natuurbehoud, de landschaps- en milieubescherming in de provincie Limburg. 66 Van Tienhovenmolen op het Plateau van Margraten nabij Wolfshuis; eigendom van Het Limburgs Landschap

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1977 | | pagina 14