De Brandaris
medewerker(ster)
free-lance
journalist(e)
Een stokoude toren, een piepjonge techniek.
eiken aan de randen van de tuin zijn het
oudst. Aan de rand van het gazon ten zuiden
van het kasteel staat een reusachtige mam
moetboom. Dichtbij deze boom staan twee
prachtige platanen, een oosterse en een
„gewone". Bij de zuidoostelijke hoek van
de slotgracht staat een exotische naald
boom. Waar de Engelse tuin grenst aan de
Dommel vinden we een brede strook bo
men, waartussen vrijwel geen exotische
exemplaren. In de noordoostelijke hoek van
de tuin ligt de Ezelsweide. Overigens treft
men in het park een bijzonder rijke en geva
rieerde flora aan. Tal van vogelsoorten vin
den een thuis in het park.
Geldrop mag terecht trots zijn op dit monu
mentale bezit.*)
v.d.W.
Historische en andere gegevens, als
mede de foto zijn afkomstig van de afde
ling Voorlichting van de gemeente Gel
drop.
Voorde redactie van het tijdschrift
HEEMSCHUT wordt op korte termijn
gezocht een
Hij/zij dient een grote belangstelling te
hebben voor monumentenbescherming,
moet voorts beschikken over historische
kennis m.b.t. architectuur en dient be
kend te zijn met de problemen van de
ruimtelijke ordening en van stads- en
dorpsvernieuwing
Bekendheid met de typografische ver
zorging van een tijdschrift strekt tot
aanbeveling.
Wenselijk, maarniet noodzakelijk, fo
tografische (professionele) bekwaam
heid.
Van de medewerker(ster) zal doorgaans
maandelijks (bij een verschijningsfre
quentie van 10 nrs. per jaar) tenminste
één bijdrage worden verlangd.
Het bezit van een auto wenselijk, maar
niet noodzakelijk. Brieven met uitvoe
rige inlichtingen te richten aan het be
stuur van de Bond Heemschut, postbus
10525, Amsterdam.
30
Foto: Smit, West-Terschelling
De „Reis van Sinte Brandaan" was in de
14e en 15e eeuw een verhaal, dat grote
populariteit genoot bij de bewoners van de
lage landen aan de zee.
Brendan leefde van ong. 480 tot ong. 575.
Hij werd geboren in Kerry in Zuid-West
Ierland en, zoals het verhaal gaat, moest hij
als straf voor zijn ongeloof de wonderen
Gods gaan aanschouwen en in een boek
opschrijven. Deze straf werd een zevenja
rige zwerftocht over de zeeën, waarbij
Brendan de wonderlijkste avonturen mee
maakte.
Terug van zijn omzwervingen stichtte hij het
klooster Cluain Ferta in Counacht; hij werd
later heilig verklaard en overleefde zijn
dood als Sint Brandanus, de beschermhei
lige van de schippers.
In 1323 besloot de stad Kampen om in over
leg met de op Terschelling wonende Claes
Popma een vuurtoren te bouwen; de toren
van Sint Brandanus was daarmee de eerste
vuurtoren langs de Nederlandse kust.
Ruim 200 jaar later, in 1559 bleek „de van
outs kundige baeck in perikel gevallen". In
1593 was deze „perikel" zodanig dat de
toren „zeer korte tijds ter zeewaarts sal inne
storten" en de Staten van Holland besloten
tot een „andere Brandaris Tooren, van be
hoorlijke hoogte en breedte, met een plat
boven om te vuuren, binnen 's duins ter
bequaamster plaatse". Echter in het jaar
van bouw bleek het onderste deel te zwak en
de toren stortte in. Men begon onmiddellijk
met de bouw van een nieuwe toren; de steen
met het jaartal 1594, die wij nog in de hui
dige Brandaris kunnen terugvinden, is wel
licht een aanwijzing dat men er bepaald
geen gras over liet groeien.
Onze ruim 375-jarige heeft vele verande
ringen in zijn leven moeten ondergaan om
zijn funktie: baken voor onze zeelieden, te
kunnen blijven uitoefenen.
En nu staat de Brandaris wederom vooreen
hergeboorte; de toren wordt gerestaureerd
en tevens wordt dit nationale monument
aangepast om de bakenfunktie uit te oefenen
overeenkomstig de huidige stand van de
techniek. Een „levend monument" in de
beste zin van het woord!
Eén van de problemen waarvoor het
Loodswezen (waaronder de Brandaris valt),
zich geplaatst zag, was te bepalen of de op
sommige plaatsen meer dan anderhalve me
ter dikke muren nog voldoende stabiliteit
bezaten. Men verwacht bij deze afmetingen
z.g. kistmuren, d.w.z. muren opgebouwd
uit een fraai gemetselde binnenlaag en dito
buitenlaag, waartussen een opstapeling van
vaak onregelmatige brokken, die ruwweg
aan elkaar gemetseld zijn, zodat men na
enige eeuwen ziet dat er twee schillen staan
en de vulling langzamerhand naar onderen
ingezakt is. Een hardnekkig verhaal was dat
de muren gevuld waren met zand, hetgeen
de problematiek van de restauratie bepaald
niet zou vereenvoudigen.
Op een aantal plaatsen werden de muren
opengehakt, waarbij bleek dat er geen