Bomen op
Biljoen
behouden
Molens en bomen
De stichting Het Geldersch Landschap is er
in geslaagd de bomen van de monumentale
oprijlaan van het kasteel Biljoen bij Velp te
behouden. Biljoen werd in 1531 door hertog
Karei van Gelre gebouwd en is een van de
kastelen, waarop men in Gelderland terecht
trots is.
Ir. P. N. Ruige, directeur-rentmeester van
Het Geldersch Landschap, schrijft ons, dat
ter weerszijden van de oprijlaan 102 Ameri
kaanse eiken staan, in twee rijen, welke
bomen naar schatting 125 tot 150 jaar oud
zijn. Als gevolg van de ligging van de oprij
laan, tussen de Gasthuislaan en de Lathum-
seveerweg, temidden van gróte complexen
bouwland en door de imposante afmetingen
der bomen is een bijzonder fraai land
schapsbeeld ontstaan.
Maar: de gezondheidstoestand van de bo
men isnietoptimaal. Enkele verkeren ineen
slechte conditie, terwijl in de kronen van
een aantal bomen zich dode takken bevin
den. Deze omstandigheid was voor de eige
naar van het landgoed, de heerG. M. Lüps,
reden om de Amerikaanse eiken te laten
vellen en te doen vervangen door jonge bo
men. Hij wilde het risico van eventuele on
gevallen door vallende takken niet langer
aanvaarden. Gebleken was dat een boom-
chirurgische behandeling voor hem onaan
vaardbaar hoge kosten met zich zou bren
gen. Hij vroeg en verkreeg dan ook een
kapvergunning.
Gelukkig heeft Het Geldersch Landschap
bijtijds een handreiking verricht. Met de
heer Lüps werd een overeenkomst gesloten,
inhoudende dat de stichting de laanbomen
op stam kon aankopen, zonder de in de
grond zittende stobben. De stichting heeft
zich verbonden de laan in haar totaliteit te
kappen op het moment, dat als gevolg van
noodzakelijke dunningen er minder dan 67
bomen zullen zijn overgebleven.
Het Geldersch Landschap verplichtte zich
tevens, het uit veiligheidsoverwegingen
noodzakelijke onderhoud aan de bomen,
zoals het verwijderen van dood en ziek hout
uit de bómen en het vellen van dode en/of
zieke bomen, uit te voeren. Er zal nu toch
een boomchirurgische behandeling worden
verricht. Het Geldersch Landschap is van
mening, dat op deze wijze een fraaie, mo
numentale laan nog enige tientallen jaren
gespaard kan blijven.
242
Ruim drie jaar geleden - om precies te zijn
in het juninummer 1973 - lieten we de heer
E. Smit aan het woord over molenbiotoop,
een begrip, dat misschien het beste om
schreven kan worden met leefmilieu voorde
molen. Er blijkt toen wel wat te zijn losge
woeld, want nu schrijft de heer Smit ons, dat
„zijn" Gilde van Vrijwillige Molenaars is
uitgegroeid tot zo'n zevenhonderd leden en
dat er een molenbiotoopwacht is, een orga
nisatie, die enigermate is te vergelijken met
de monumentenwacht, zoals we die sinds
enige jaren in verscheidene provincies ken
nen. Dat gilde is dan wel een aparte club,
om het zo eens uit te drukken, maar er wordt
nauw samengewerkt met De Hollandsche
Molen, de Bond Heemschut, de Rijksdienst
voorde Monumentenzorg en andere organi
saties, zoals de Bomenstichting.
Voor de niet-ingewijden verkeert de Bo
menstichting misschien hier in een wat
vreemd gezelschap, maar ze moeten zich
niet vergissen als ook deze stichting zich
wel degelijk bezig houdt met molenbiotoop.
Want bebouwing èn begroeiing van de om
geving van een molen kan inderdaad een
bedreiging voorde molen vormen. Levens
voorwaarde voorde molens was en is: wind
in de zeilen. Wordt de wind afgeschermd,
dan staat het bestaan van de molen op het
spel. Vroeger, zo lazen we in een informa
tieblad van de Bomenstichting, kon de mo-
Wipmoten van de polder Outenhof Oegsl-
geest
lenaar op grond van verscheidene regelin
gen bezwaar maken tegen bebouwing of
begroeiing rond zijn molen, die hem de
wind uit de wieken konden nemen. Een
vorm van industriebescherming.
Maar toen de molen zijn economische bete
kenis begon te verliezen, verloren deze re
gelingen (van de overheden) geleidelijk aan
betekenis. Thans kan men nauwelijks meer
dergelijke oude verordeningen hanteren om
een molen wind in de zeilen te verzekeren.
Dat zou, zo schreef de Bomenstichting ter-
snede, „vechten tegen windmolens" zijn.
Maar toch heeft de Bomenstichting, zeer tot
genoegen van de Hollandsche Molen en het
Gilde van Vrijwillige Molenaars, begrip
voor de samenvallende belangen van bo-
menbehoud en molenbiotoop. Soms kan
zorgvuldig en verantwoord terugnemen van
de boomkroon de molenbiotoop verbeteren.
In andere gevallen kan zelfs besloten wor
den tot het verwijderen van een boom of
bomengroep- door overplanting naar elders
of desnoods door rooien.
Niet ten onrechte stelt de Bomeastichting,
dat ook (oude) bomen een monument kun
nen vormen. Daarom moet vooral de positie
van een molen, wanneer nieuwe beplanting