gen en een grote intimiteit. De afstand van
de toeschouwers tot het toneel is bijzonder
gering. Daarmee werd bepaald, dat dit een
zuiver op de menselijke stem gebouwde zaal
is, dus een cabaret- en toneelzaal en niet een
zaal voor muziek van meer dan een enkel
instrument. Er werd door ons dan ook niet
getracht de prachtige toneel-acoustiek te
wijzigen. De bezoeker zal dus ternauwer
nood van opera's en musicals in deze zaal
kunnen genieten; men kan slechts hopen dat
ze te verdragen zullen zijn. Bij het zorgvul
dig bewaken van dit gegeven hielp ons ir.
W. Tak, onze acoustische adviseur, die ons
door het hele gebouwencomplex aanwijzin
gen gaf. Grote problemen gaf ons het in
bouwen van een eenvoudige mechanische
luchtverversing in een zaal die zo klein is:
het adviesbureau P. W. Deerns behandelde
dit moeilijke gegeven.
Het toneelhuis
In de sloop van het toneelhuis ligt wat tra
giek, want dit nu bleek juist het oudste
stukje van de schouwburg: het in 1809 ver
bouwde toneelhuis bleef in 1865 gehand
haafd. Het mooie samengaan van de twee
zadeldaken op de prachtige oude muren
moest worden weggenomen. Wilde immers
ooit deze schouwburg te exploiteren zijn,
dan moest met een minimum aan mankracht
een optimaal gebruik van het toneel nood
zakelijk zijn en dat kon niet het geval zijn
met de enkele prachtige dekors, die aan
touwen over katrollen in die houten spanten
hingen Dus namen wij afscheid van dit
oude stuk, groeven wij er een nieuwe grote
kelder onder en bouwden een nieuw 16 m
hoog toneelhuis op, gedekt met een in het
stadssilhouet passend zinken dak. De profi
lering van de gootlijsten vonden wij terug in
de daar omringende gebouwen: ook van
Monumentenzorg kregen wij veel steun bij
dit soort problemen. Hier ook weer werd die
234
vorm gekozen, die omstreeks 1865 ver
moedelijk zou zijn gebruikt als er toen een
nieuwe kap op zou zijn gezet - alles uiter
aard hypothetisch.
Deplorabel
De toestand, waarin de om de zaal gelegen
ruimten verkeerden, was ronduit deplora
bel: ze waren onoverzichtelijk, chaotisch en
hadden door voortdurende verbouwingen
geleden. Wij hebben met beide handen de
gelegenheid aangegrepen deze toestand te
verbeteren.
Vroeger liep namelijk de trap naar de
tweede galerij ommuurd door de eerste ver
dieping, ten einde menging van het
schellinkjes-publiek met de „betere stan
den" te vermijden.
Van deze situatie maakten de brandweerau
toriteiten overigens dankbaar gebruik bij de
bijzonder gevaarlijke situaties in de thea
ters.
Met medewerking van de Leidse Brandweer
kon deze trap echter worden opengemaakt,
waardoor de oorspronkelijke onaangename
en onduidelijke benauwdheid van de ruimte
werd opgeheven.
De entrée, die vermoedelijk tussen 1882 en
1908 werd voorzien van de treden op het
trottoir, vermoedelijk om de zichtlijnen in
de zaal en de baignoires te verbeteren, kon
niet meer in de oude toestand worden terug
gebracht. Wel vervingen wij de verminkte
deuren door beter geproportioneerde, met
toch de originele gietijzeren roosters erin en
wij vervingen de betonnen treden door een
hardstenen stoep.
De gevel aan de Oude Vest
De gevel aan de Oude .Vest verkeerde in
ruïneuze toestand. De (tot monument ver
klaarde) curieuze gietijzeren brandtrap werd
weggenomen en het middenraam werd weer
Êntrée
hersteld - verder bleek deze gevel, een con
structie van baksteen, natuursteen, terracot
ta, grenehout en pleisterwerk, die meer in
het Italiaanse klimaat thuishoort dan in de
Hollandse vochtigheid, er zeer slecht aan
toe te zijn.
Na grondige restauratie, waarbij ook de
twee kapjes van de linkeren rechterpartij in
ere werden hersteld, werd de gevel in de
oude kleuren overgeschilderd; uiteraard
kreeg de bovenbouw weer de kleur van
„Bentheimer steen" en de onderbouw die
van „Eskozijnschen Hardsteen". De vier
lantaarns zijn van deze tijd: en men zal de
vroegere krullen aan de consoles (die wij
bewust achterwege lieten) missen, maar de
verhoudingen en de kleuren maken dit ge
mis wel goed; zij zijn gebaseerd op onze
conclusies uit oude foto's.
Onno Greiner
Overloop in het trappehuis