De vroegere loges, zowel waar nu de „lo ges" zijn als de „baignoires", waarin men gezellig samen kon spieden naar anderen - konden niet weer worden aangebracht. Verder was de aanwezige verlichting be paald niet iets om te behoudenHier stonden wij vooreen raadsel. In 1907 werd elektri sche verlichting aangebracht - op een arme lijke, onaangename wijze straalden de peer tjes onaandoenlijk de zaal in. Maar hoe was het vroeger geweest? De Leidse gasfabriek was in 1840 al geopend, dus kan bij de verbouwing van 1865 gasver lichting worden verondersteld - die naar diezelfde rozetten moet zijn geleid waar tot voorkort de gloeilampen zaten. Er was-en er is - een groot ventilatierooster in het plafond aanwezig: toch vonden wij geen sporen van een middenkroon. Er werd na melijk geen afvoerkanaal voor de verbran dingsgassen gevonden tussen roosteren dak - wèl werd via dit roosteren een dakopbouw geventileerd. Na lang aarzelen concludeerde ik, dat het de bedoeling van Schaap is geweest, een gas kroon aan te brengen, maar dat hem waar schijnlijk daarvoor de middelen ontbroken hebben. Dit lijkt niet onaannemelijk, als men ziet hoe sober dit schouwburgje overal is gehouden. Na zorgvuldige bestudering van andere theaters uit die tijd (o.a. in Engeland) meen den wij te kunnen kiezen voor armaturen, die verwant zijn aan de vermoedelijk eens gebruikte „gasballonnetjes" - hiermee werd bewust gebroken met de bijna traditie geworden elektrische namaak-kaars- armaturen. Wij volgden dus bepaald niet de voorbeelden van bijv. het concertgebouw en diverse theaters te Amsterdam, en elders waar ook gasverlichting aanwezig moet zijn geweest en waar rijke kristallen luchters met imitatie-kaarslampjes ons nu op een dwaalspoor brengen: ongemerkt gaat men dan dit soort verlichting associëren met de vorige eeuw en dat is verkeerd. Zo werd de sfeer van de verlichting (goudkleurig, albast-achtig Italiaans glas) aangepast aan de kleur van de toon van de schilderingen. De gehele verlichting werd ontwikkeld in samenwerking met A. van Aarsen. De kleuren van de zaalstoffering (donker groen voor de wanden; brons-oker voor de stoelen) werd niet geënt op wat aanwezig De zaal van het toneel af gezien. was: het werd afgestemd op het goud-oker en bronsgroen in de schilderingen. Het sierdoek, een ontwerp van Wim Ves- seur, werd op linnen geschilderd door Ben- no de Vries en op het brandscherm ge spannen - het goud-oker hiervan is verwant aan het goud en groen van toneellijst en fries, beide gerestaureerd. Bladgoud en goudverf werden beide aange troffen in ornamenten en lijsten: ze werden ook op dezelfde wijze hersteld en bijge werkt, waarbij bewust werd vermeden, in de ornamenten teveel „brille'' aan te bren gen door ze bij voorbeeld opnieuw te ver gulden. Zou dat zijn gebeurd, dan was de zaal nu flonkerend en vers geweest, maar zou ze haar stemmigheid en mat groen gouden sfeer verloren hebben. De kleine maten van het theater, dat eens 900 zit- en staanplaatsen had en waar nu ruim 500 toeschouwers kunnen zitten, heb ben geleid tot bijzonder mooie verhoudin- 233

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1976 | | pagina 13