schoonheidscommissie in te stellen, een ac
tie die 22 jaar zou duren, maar die in 1929
met succes bekroond werd. In de jaren
1907-1909 werd bemiddeld en gesubsi
dieerd bij de restauratie van de twee fraaie
trapgevels Botermarkt 25 en 27 (afb. 1.)
Dit alles vond plaats, nog voordat de Bond
Heemschut in 1911 werd opgericht. Vier
bestuursleden van „Haerlem" waren bij het
constituerende werk voor deze oprichting
betrokken: J. L. Tadema, mr. J. de Vries
van Doesburgh, C. J. Gonnet en mr. P. G.
van Tienhoven. De laatste werd ook lid van
het eerste bestuur van Heemschut.
Stadhuistoren
In dezelfde tijd wist de vereniging
12.000,- bijeen te krijgen om de stad
Haarlem weer een toren op haar stadhuis te
kunnen aanbieden, ter vervanging van de in
1772 wegens bouwvalligheid afgebroken
toren. Een dertigtal Haarlemmers bracht dit
bedrag bijeen, met als gevolg dat in april
1915, na bijna anderhalve eeuw, Haarlems
stadhuis weer met een toren prijkte (afb. 2,
4A en B). Niet alles gelukte echter: in 1917
werd ondanks pogingen tot behoud, de
fraaie en beroemde betimmerde kamer uit
de oude brouwerij 't Scheepje, naar Ame
rika verkocht, terwijl ook de jarenlange
strijd om de Kommiezenhuisjes op de Grote
Houtbrug werd verloren.
Dit laatste heeft de Haarlemse gemoederen
tussen 1913 en 1927 danig verhit. De strijd
ging om de twee kommiezenhuisjes, in de
wandeling ,,de dobbelstenen" genoemd,
die in 1826 door de Zuid-Nederlandse archi
tect T. F. Suijs waren gebouwd ter weerszij
den van de Grote Houtbrug. De Grote
Houtpoort was in 1824 afgebroken en de
huisjes moesten dienst doen voor de inning
der plaatselijke belastingen. Die functie was
al enige tijd vervallen toen de Haarlemse
Raad in 1913 het besluit nam de brug te
verbreden met opoffering der huisjes. Een
strijd van veertien jaar ontbrandde tussen
enerzijds degenen die zeiden dat de eisen
van het moderne verkeer dienden voor te
gaan (Gemeenteraad, Haarlems Dagblad,
omwonenden, Vereniging tot verfraaiing
van Haarlem en omstreken) en anderzijds
degenen die meenden dat het verkeer, zij het
iets minder perfect, toch ook wel met be
houd der huisjes verbeterd kon worden en
dat de huisjes optisch juist zo'n fraaie afslui
ting der binnenstad vormden („Haerlem",
B.N.A., Heemschut, Hendrik de Keyser,
de Oudheidkundige Bond, de Haarlemse
burgemeesters in die jaren - jhr. mr. W. B.
Sandberg en C. Maarschalk - invloedrijke
particulieren als ir. J. B. van Loghem, A.
W. Weissman, A. M. J. Sevenhuijsen, dr.
J. F. M. Sterck, H. P. Berlage, prof. dr. D.
Vogelsang, A. L. Koster, G. D. Gratama,
A. A. Kok en vele anderen). In deze jaren
208
nam de Haarlemse gemeenteraad viermaal
het besluit tot afbraak, zond „Haerlem"
driemaal een adres aan de minister en een
maal aan de raad, zond Heemschut twee
maal een adres, droeg de Haarlemse burge
meester tweemaal het raadsbesluit ter ver
nietiging voor en ging „Haerlem" ook nog
op audiëntie bij de minister. Alles dus te
vergeefs, in mei 1927 werden de huisjes
afgebroken. Ze zouden thans, vijftig jaar
later, een fraaie afsluiting hebben gevormd
van het wandeldomein in de Haarlemse bin
nenstad en de overgang tussen het Hout
plein en de sierbestrating in de Grote Hout
straat zeker hebben verzacht!
In 1912 en 1916 protesteerden „Haerlem"
en Heemschut tesamen tegen ontsierende
reclame en in 1925 drongen beide vereni-
2. De nieuwe toren op het stadhuis, 1915.
gingen, versterkt met de Oudheidkundige
Bond en Hendrick de Keyser, aan op een
monumentenverordening in Haarlem.
In 1921 kon „Haerlem" van de gemeente
de fraaie Hoofdwacht, op de hoek van de
Grote Markt en Smedestraat, huren. Het
gebouw diende echter van binnen geheel te
worden gerestaureerd. Uit eigen middelen
en uit schenkingen bracht „Haerlem" daar
toe 13.000,- bijeen, met als gevolg het
fraaie interieur dat ook thans nog in dit ver
enigingsgebouw aanwezig is (afb. 6).
In 1924 kocht Hendrick de Keyser het pand
Spaame 108. „Haerlem" had dit voorbe
reid en droeg ook financieel haar steentje