Boekbesprekingen Borg te Ezinge Bouwplan Beemster Er zijn concrete plannen om de Allersma- borg in het Groningse Ezinge, die inmiddels in handen van de provincie is gekomen, te restaureren - en Heemschut is daar blij mee. De Bond wil echter niet nalaten te attende ren op enige punten die bijzondere zorg vra gen. Deze punten, die per brief aan GS zijn voorgelegd, zijn de volgende: 1) de eenheid van borg en terrein, alsmede de samenhang van het gebied binnen en buiten de gracht, vormen een essentiële fac tor in de belevingswaarde van het complex, 2) de bijzondere bijdrage die de singels en de boomgaard in de ruimte-ontwikkeling van het terrein leveren, 3) de nog voorkomende borgenflora en 4) een reigerkolonie en enkele uilen. Heemschut: „Om te voorkomen dat deze elementen verloren gaan, is een rustige be stemming van de borg aan de bevelen: het wonen verdient de voorkeur boven een mu seale of enigerlei andere sterk publiek aan trekkende functie". Gezien de kwetsbaar heid van het borgterrein pleit de Bond er tevens voor geen kampeeractiviteiten in de boomgaard toe te laten. Heemschut heeft zowel B en W van Beem ster als GS van Noord-Holland laten weten het niet eens te zijn met het plan voor de bouw van een woning met bedrijfsruimte aan de Middenweg te Beemster. Er geldt voor het betreffende gebied een voorberei- dingsbesluit, en B en W willen nu met toe passing van artikel 19 WRO de nieuwbouw mogelijk maken. Deze nieuwbouw zou ko men te staan in de directe nabijheid van de grootschalige, historische en monumentale boerderijen „De Eenhoorn", „De Lepe laar" en „De Beyenkorf" die met hun erf- beplanting een uiterst waardevol geheel vormen. Daarop wordt, volgens Heem schut, een aanslag gepleegd als de open ruimte, die een fraai uitzicht biedt op erven en polder, wordt bebouwd. Een kleinscha lig huis met een moderne bedrijfsschuur past er niet. 186 Onder redactie van J. E. van der Wielen Monumentenzorg. Ofschoon voorname lijk op de Belgische situatie gericht, is het onderhavige boek, dat deel uitmaakt van een serie monografieën Leefmilieu Nu van de stichting Leefmilieu, ook voor Neder landse belangstellenden alleszins de moeite waard er kennis van te nemen. Zeker, er is veel over dit onderwerp gepubliceerdmaar meer gericht op de objecten dan op de mo numentenzorg als zodanig, bij welke op merking we intussen bepaald niet voorbij willen gaan aan het majestueuze boek van ir. Tillema, dat het vorige jaar in ons land verscheen en waaraan we in ons tijdschrift al ruimschoots aandacht hebben geschonken. Wat deze Belgische publicatie echter zo in teressant maakt is de gedegen behandeling van de stof en de rijke detaillering. De schrijver is ir. architect André Frans de Naeyer, assistent aan het Interfacultair Insti tuut voor stedebouw en ruimtelijkëordening aan de Leuvense universiteit. Zijn boek geeft o.m. antwoord op de volgende vragen: a. waarom monumentenzorg? Deze vraag wordt voornamelijk historisch bekeken; b. wat is monumentenzorg? Meer bepaald: welke principes en theorieën liggen aan de grondslag ervan? en c. hoe aan monumen tenzorg doen? of nog: wat zijn de techni sche, financiële, administratieve mogelijk heden en/of beperkingen. Problemen zoals (re)valorisatie van historisch waardevolle gebouwen en intergratie van nieuwbouw in historische centra komen daarbij eveneens aan de orde. Uivoerig begint het boek met een stuk ge schiedenis, die in feite aan de monumenten zorg ten grondslag ligt. En dat begint met de Romeinse tijd, eindigende in onze eeuw. Vooreen deel loopt de Belgische monumen tenbescherming in de vorige eeuw met die in Nederland parallel, zij 't dat we in ons land wettelijk iets eerder waren. Op dit punt en ten aanzien van de verwaarlozing spaart De Naeyer de Belgische overheid zijn kri tiek niet. Interessant is wat De Naeyer schrijft over de heftige polemiek die na de eerste wereldoorlog in zijn land is gevoerd over het herstel van de verwoeste oude ste den gedurende de eerste wereldoorlog, een vraagstuk, waarmee wij in Nederland na de tweede wereldoorlog zo hebben gewor steld. In het tweede hoofdstuk gaat de auteur uit voerig in op de evolutie van de filosofie en de theorie der monumentenzorg in de 19e en 20e eeuw. In het volgende hoofdstuk wor den de algemene beginselen uit de theorie van de monumentenzorg besproken. Daarna komen de financiële aspecten aan de orde en voorts de technische en architectu rale aspecten. Het voorlaatste hoofdstuk is gewijd aan de wetgeving inzake monumen ten en landschappen. Een waarachtige bescherming van ons ar chitecturaal patrimonium (erfdeel) is slechts mogelijk indien er een duidelijk beleid aan wezig is bij de verantwoordelijken en een voldoende sensibiliteit bij de bevolking, zo schrijft De Naeyer in zijn conclusie om te vervolgen: In een democratisch systeem hangt het ene uiteraard sterk samen met het andere. En verder: Tot voor kort dacht men dat de verplichtingen inzake monumenten zorg werden nagekomen wanneer men zich volledig concentreerde op de enkele be schermde gebouwen. Voorde rest had men geen tijd, geen geld of geen personeel. De Naeyer citeert dan een andere auteur, die pleit voor een .dynamisch monumentenbe leid" in de zin van een bewust arbeiden aan de leefbaarheid van de woonomgeving door een integrale aanpak van de historische leefmilieus. Het zijn ook voor ons Nederlanders bekende klanken. Het boek is geïllustreerd, maar dit onderdeel is jammer genoeg niet het beste van deze publicatie, die ook voor Neder landse belangstellenden bijzonderde moeite waard is; reden waarom we er meer dan normale aandacht aan hebben willen beste den. (Uitg.: De Nederlandsche Boekhan del, Antwerpen/Amsterdam). Driehonderd jaar aalmoezenierszorg. Onder deze titel is door H. J. W. Verhey de geschiedenis van de Roomsch-Katholieke Aalmoezenierskamer (1674-1746) en van de Oude Roomsch-Katholieke Aalmoeze nierskamer te Utrecht (1746-1974) te boek gesteld. Er ligt aan dit boek veel bronnen studie ten grondslag en het is vooral interes sant door de beschrijving van de plaats, die kathojieken innamen in ons volksbestaan in de eeuwen vóór het herstel van de R.K. kerkelijke hiërarchie in 1853. Een kort hoofdstuk is gewijd aan het pand van Sinte Marie. Jammer, dat aan het historisch- ar chitectonische aspect van de Utrechtse aal moezenierskamer niet wat meer aandacht is geschonken. Dit deel toch behoort tot het oude Utrecht. Het zeer fraai uitgevoerde gedenkboek (334 bldz.) dat van vele illustraties is voorzien, is uitsluitend verkrijgbaar door storting of overschrijving op postrekening 10.73.79 t.n.v. O.R.K. Aalmoezenierskamer, Utrecht, van een bedrag van ƒ45.- (verzend- en portokosten inbegrepen). Ge drukt bij Wyt en Zonen B.V., Rotterdam.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1976 | | pagina 30