Boek bespreki ngen Het veranderend gezicht van Noord-Holland. Stad en stedebouw, vroeger, nu en in de toekomst. Monumentenzorg in Oostenrijk Maar - ook - binnen het gemeentelijk appa raat ontbrak het niet aan fervente tegenstan ders van de betontegels en de Osnabrückse vormgeving. Een selecte club uit deze cate gorie ontwierp - ongevraagd - een alterna tief plan (klinkers in een traditioneel profiel) en bood dit de raadscommissie voor open bare werken ter overdenking aan. Achteraf moet worden erkend dat dat een tactische fout is geweest: De zaak kwam in de presti- gesfeer terecht en de slag om de Haarlemse bestrating was in wezen verloren. Ten aanzien van de laatste bestratingsfase (Grote Houtstraat van het Verwulft af zuid waarts, Gierstraat en Nieuwstraat) heeft de gemeenteraad een beslissing genomen. Het werk is gereed. Het mag met het oog op een betere toekomst een gelukkige omstandigheid worden ge noemd dat de nieuwe bestrating ontzettend smerig wordt: Kauwgum, hondepoep e.d. worden in het ruwe oppervlak van de tegels ingelopen - terwijl dergelijke ongerechtig heden van klinkers en porfierkeitjes (in de zelfde straten hier en daar bij wijze van versiering toegepast!) juist worden afgelo pen. De schoonmaakkosten moeten wel hoog oplopen, dunkt me, terwijl nota bene de lagere onderhoudskosten als argument ten gunste van de betontegels zijn genoemd! Samenvattend meen ik te mogen stellen, dat de bestrating in Haarlems voornaamste winkelstraten moet worden gekenschetst als onterecht, smerig en ordinair; voorts, dat de procedure die tot de besluitvorming heeft geleid principieel onjuist is geweest. Een blamage voor deze goede stad. (Robert) Onder redactie van J. E. van der Wielen In de zgn. oud-archieven, of deze nu wor den beheerd door een gemeente, een pro vincie of het Rijk, kan men altijd een topo grafische verzameling aantreffen. In derge lijke collecties is het voor de liefhebber een genot te snuffelen, al bekruipt nogal eens de wrevel als men een oude prent bekijkt, hoe vooral in het verleden, maar helaas ook in onze tijd, architectonisch-culturele waarden door onverschilligheid en onkunde verloren zijn gegaan. Van tijd tot tijd worden er overal in het land wel eens tentoonstellingen uit de topografi sche verzameling gehouden, welke exposi ties zich dan meestal beperken tot een be paalde periode of tot een bepaald onderdeel van een stad, een dorp of een landstreek. Maar tentoonstellingen zijn vergankelijk en dat heeft men al vroeg beseft, ook het feit, dat collecties oude prenten voor velen als ontoegankelijk worden ervaren. Juist is dat laatste natuurlijk niet, maar de bewaarders van topografische verzamelingen hebben al eeuwen terug de behoefte gevoeld in atlas sen het publiek met het verleden bekend te maken. Er bestaan dan ook vele historische atlassen. Daaraan is nu een provinciale atlas van Noord-Holland toegevoegd, welke men als titel meegaf: Het veranderend gezicht van Noord-Holland. De basis daarvoor werd gelegd in 1888, geleidelijk uitgebreid in zijn tegenwoordige vorm: een verzame ling tekeningen, aquarellen, gravures, enz. van Noordhollandse plaatsen en het Noord hollandse landschap, aangevuld met kaar ten en plattegronden, portretten, historie prenten, ansichtkaarten en foto's. In april 1974 werd uit de provinciale collec tieeen tentoonstelling samengesteld en deze expositie werd aanleiding tot de verschij ning van het hier besproken boek. Het eerste exemplaar ervan werd in april van dit jaar aangeboden aan de scheidende commissaris der koningin, mr. F. J. Kranenburg, die twee hoofdstukken schreef. Achtereenvol gens worden behandeld Kennemerland (drs. J. van Venetien), De Kop van Noord-Holland (J. J. Schilstra), West- Friesland (drs. W. F. G. Wiese), De Zaan streek (prof. dr. A. van Braam), Waterland (mr. dr. J. Belonje), Gooiland (dr. A. C. J. de Vrankrijker), De Vechtstreek (idem), Amstelland en de Meerlanden (dr. ir. R. van dé Waal), Het silhouet van Amsterdam (idem), Het toekomstige beeld van Noord-Holland (mr. F. J. Kranenburg) en de geschiedenis van de Provinciale atlas (dr. A. J. Kölker). Bij de beschrijving en de illustraties is men niet verder gegaan dan het begintijdperk van de fotografie. Dat lijkt ons volkomen ver antwoord, omdat er over de tweede helft van de 19e eeuw en over de 20ste eeuw al dan niet wetenschappelijk veel is en wordt gepubliceerd. De illustraties zijn boeiend en afwisselend; de typografische verzorging voortreffelijk. (Uitg.: MeijerPersBV, Am sterdam) Dit oorspronkelijk in het Engels geschreven boek vertelt ons niet zo heel veel nieuws. Hoewel getracht is een globaal verhaal te schrijven, is men eigenlijk in die poging blijven steken. Toch is het een boek, dat, wie zich voor de materie interesseert en graag in de wordingsgeschiedenis van de stad grasduint, wel de moeite waard als men niet over meer doorwrochte werken be schikt. Opvallend is de minimale aandacht, die aan de Nederlandse stad (vroeger en nu) is besteed, terwijl over een bloeiperiode van onze stedebouw (Amsterdam in de jaren na 1920 bijv.) helemaal niet wordt gerept. Du- dok, toch een internationale vermaardheid wordt zelfs niet vermeld. (Uitg. Spectrum, Utrecht/Antwerpen) Men verzoekt ons mede te delen, dat de serie lezingen van dr. Thalhammer over monumentenzorg in Oostenrijk, die in april jl. zou worden gehouden maar moest wor den uitgesteld, nu zal worden gehouden in Den Haag (27 september, hotel Des Indes, 8.15), in Amsterdam (28 september, To neelmuseum, 8.15) en op 29 september in Eindhoven. 155

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1976 | | pagina 19