Olfert Dapper schreef een
boek van vijf pond
Herdruk na drie eeuwen
Een van de volksbuurten die thans worden
gerenoveerd, is de Dapperbuurt in
Amsterdam-oost.
Deze typische wijk, aangelegd in de zeven
tigerjaren van de vorige eeuw, draagt echter
in zijn straatnamen de roem van enkele his
torici die zich met de stadsbeschrijving heb
ben beziggehouden.
We denken hierbij aan Dapper, Domselaer,
Commelin, Pontanus, Pieter Vlaming, Wa
genaar en Von Zesen. Zij allen legden ieder
op eigen wijze in hun, nu antiquarische
boeken, hun visie vast over de historie van
de hoofdstad.
Prof. Johannes Isacus Pontanus
(1571-1639) was de auteur van de eerste
gedrukte geschiedenis van Amsterdam, die
hij in 1611 in het Latijn publiceerde. Hij
koos zijn naam, omdat hij op zee, voor de
Deense kust geboren werd. Hij maakte vele
reizen, werd hoogleraar te Harderwijk en
schreef in die functie:,Rerum et Urbis Am-
stelodamensium"in 1614 in het Neder
lands vertaald tot „Historische Beschry-
vinghe der seer wyt beroemde Coop-stadt
Amsterdam".
Zijn boek draagt er alle kenmerken van dat
hij niet in de stad woonde die hij beschreef.
Tobias van Domselaer (1611-1685) was
een historicus, die in 1664 een boek uitgaf
over de heren van Aemstel en een jaar later
een uitvoerig werk over Amsterdam, waar
voor o.a. Isaac Commelin en dr. O. Dapper
gedeelten geschreven hebben. De titel is:
„Beschryvinge van Amsterdam, haar eerste
oorsprong tot 1665".
Domselaer was regent van de Stadsschouw
burg en stond in zijn tijd als letterkundige in
aanzien. Het vervolg van zijn werk „Het
Ontroerde Nederland" werd in 1674 en
1675 geschreven door Geeraert Brandt Jr.
Hij werkte mee aan de „Verscheyde Neder-
landsche Gedichten" en gaf in 1660 zelf een
bloemlezing uit onder de titel „Hollansche
Pamas".
De derde stadsbeschrijver Philips von Zesen
(1619-1689) was Sakser van geboorte en
vertegenwoordigde het vorstendom Anhalt
in Amsterdam, waar hij in het Duits en in
het Nederlands een historische beschrijving
van de stad gaf. Voor dit werk „Beschrei-
bung der Stadt Amsterdam", verschenen in
1664, kreeg hij het burgerschap van Am
sterdam.
152
Op dr. Olfert Dapper (1636-1690) komen
we nog nader terug, in verband met de her
uitgave van zijn werk.
Van Caspar Commelin (1636-1693) kon
vlak voor zijn dood het boek „Beschry
vinge van Amsterdam, deszelfs oor-
spronck worden uitgegeven. Daarin
werkte hij het werk van Domselaer tot 1691
beschrijving van Amsterdam, maar door
zijn plotselinge dood kon hij die niet vol
tooien. Van die aantekeningen heeft de be
roemde Jan Wagenaar (1709-1773) een
dankbaar gebruik gemaakt. Deze in Am
sterdam geboren koopmansklerk was een
vurige aanhanger der Rijnsburger Colle-
gianten, in wier gebouw „D'Oranje-
appel", Keizersgracht 345, hij voorlezin
gen hield.
Nadat hij een houthandel had gedreven,
werd hij redacteur van de Stadscourant en in
1758 volgde zijn benoeming tot stadshisto-
rieschrijver, met het recht de archieven te
mogen onderzoeken. Deze functie maakte
het hem mogelijk om betere, dat wil zeggen
op de bronnen berustende historische wer
ken te schrijven dan zijn voorgangers.
Daardoor was hij in staat zijn voor Amster-
HA-Ni» BOiWi.f ..DoXi.EN
STA.U3 MA&AZY
1 '*l
f fvOET BOOC.HS [JlOEl.RK
bij. Hij gebruikte een groot aantal aanteke
ningen die door zijn vader Isaac Commelin,
bekend boekverkoper en geleerde, waren
verzameld. Bovendien schijnt hij vrij dik
wijls toegang te hebben gehad tot de toen
over het algemeen nog voor onderzoekers
gesloten archieven o.a. van het Nieuwe
Zijds Huiszittenhuis, waarvan hij regent
was. Zijn broer Joan was hoogleraar in de
kruidkunde aan het Athenaeum en heeft
zeer grote verdiensten gehad voor de Hortus
Botanicus.
De laatste zeventiende-eeuwse stadsbe
schrijver was Pieter Vlaming (1686-1733),
dichter en boekhouder bij de Oost-Indische
Compagnie, die vooral bekend werd als uit
gever van de werken van Hendrick Laurenz
Spieghel (1549-1612) o.a. Hertspiegel.
Vóór in dit boek nam hij een „Leven" van
Spieghel op, de eerste biografie die niet van
een tijdgenoot afkomstig was.
Zijn laatste levensjaren sleet hij op zijn bui
ten Hogerwoert bij Haarlem. Pieter Vla
ming bracht veel gegevens bijeen voor een
De Handboog- en Voetboogdoelen, ge
scheiden door het Stadsmagazijn aan het
Singel, tussen Spui en Heiligeweg werden
aan het begin van de 16e eeuw gebouwd.
Thans is er de universiteitsbibliotheek ge
vestigd. (ill. uit Dapper)
dam belangrijke werk te voltooien.
De verschijning van „Amsterdam in zyne
opkomst, Aanwas, Geschiedenis enz." in
1760 veroorzaakte onder de leden van het
boekverkopersgilde nogal enige deining,
want zij vreesden dat zij nu met de beschrij
ving van Amsterdam door Caspar Comme
lin (1691) zouden blijven zitten.
Uitgever Tirion trok zich daar niets van aan
en ging door met publiceren. Van 1760 tot
1768 verschenen er drie delen van zijn hand;
een vierde deel, verschenen in 1788, werd
door anderen bewerkt.
Het prettige van Wagenaar is dat hij zich
nergens op de borst slaat bij de beschrijving