Koning Willem III liet het paleis ook niet
ongemoeid. Zo kwam er een kunstzaal aan
gepast aan het snijwerk, dat in het huis werd
aangetroffen, naar de stijl dus uit de periode
van de stichting van het gebouw.
Tijdens het leven van koningin Wilhelmina
werd voor het eerst de vorm van het gebouw
veranderd. Zo kreeg het corps de logis aan
de achterzijde twee uitbouwen. Het inte
rieur van het hoofdgebouw werd in Marot
stijl ingericht. In 1910 werd een nieuw stal-
lencomplex gebouwd. Onder leiding van
bouwmeester C. H. Peters kwam er een
verdieping op het hoofdgebouw en werden
twee paviljoens en de vleugels toegevoegd.
Het oostelijke deel van het paleis werd uit
gebreid met een balzaal. Door deze toevoe
gingen ging het uitgangspunt van de 17e-
eeuwse architectuur, nl. de symmetrie van
het gebouw, geheel verloren.
Restauratieplan
Basis voor de thans aan de orde zijnde res
tauratieplannen wordt gevormd door de
denkbeelden van de in 1970 overleden ar
chitect C. W. Royaards. Besloten is het
exterieur van Het Loo te restaureren in de
oorspronkelijke toestand. Dit houdt in het
verwijderen van de toevoegingen uit 1894
en 1911. Het gebouw zal van het pleister
worden ontdaan en er komen weer schuif-
vensters. Om de juiste verhoudingen en de
symmetrie te herkrijgen moeten de verschil
lende onderdelen tot hun oorspronkelijke
hoogte worden teruggebracht. De grote bal
zaal zal verdwijnen. De bovenverdieping
van het corps de logis en van beide pavil
joens wordt verwijderd; de vleugels langs
het voorplein en de Koningslaan worden
verlaagd. Afgebroken worden ook de twee
aanbouwsels aan de achtergevel van het
corps de logis. Van de uitbreiding uit
1911 -1914 zul len de gedeelten rond de bin
nenplaats blijven bestaan.
Het voorplein zal van oude bestrating wor
den voorzien; in het midden komt weer de
dolfïjnensprong. Deze fontein, waarvoor
koningin Wilhelmina in 1905 reconstruc
tieplannen liet maken, zal gerestaureerd
worden dank zij de onder de kelder van Het
Oude Loo teruggevonden dolfijnen.
66 Over de (omstreden) herindeling van de tuin
lezen we in het boekje van ir. Van Asbeck
en drs. Erkelens:
Om de zeventiende-eeuwse tuin aan te leg
gen zullen drie in de 19e eeuw geplante
boomgroepen moeten wijken. Ofschoon de
bomen imponeren door hun grootte en
schoonheid blijkt bij nadere beschouwing
dat véle in slechte staat verkeren. Het on
derhoud van de groepen, die samengesteld
zijn uit bomen van verschillende soort, en
daardoor van verschillende levensduur, is
verwaarloosd. Bomen die door ouderdom
bezweken, werden niet tijdig vervangen.
Andere bomen zijn door klimop overwoe
kerd. De totale aanleg is over zijn hoogte
punt heen en heeft, hoewel enkele bomen
nog jaren zouden kunnen blijven leven,
geen toekomst meer. Wat dit aangaat deelt
de 170 jaar oude landschappelijke aanleg
hetzelfde lot als zovele landschapsparken in
het buitenland, die thans ook vervangen
worden
De restauratie van de formele tuin is moge
lijk doordat hij in de 19e eeuw niet volledig
werd weggenomen, maar met zand is be
dolven. Bewaard zijn gebleven funderingen
van kanalen en fonteinen en in een aantal
gevallen de opstaande randen en bodems
van bassins. Het terrein achter het huis
wordt weer op het oorspronkelijke niveau
gebracht. Voor de (her)inrichting van de
tuin zal worden uitgegaan van de platte
grond van C. P. van Staden (die dit plan
maakte in opdracht van de koning
stadhouder). De parterres, paden, cascades,
fonteinen, kanalen en lanen zullen naar dit
plan worden hersteld. De nog bestaande
beeldhouwwerken, zoals de sfinxen en
wolvinnen met de bijbehorende balustra
des, de „IJssel" en de „Rijn", de Bachus
en de Flora en de vazen zullen weer op de
oorspronkelijke plaats worden gezet. Voor
wat de bloemen betreft zal het mogelijk zijn
om aan de hand van de I7e-eeuwse be
schrijving van de bloemen, die in de tuin
stonden, met de hulp van het Biohistorisch