Heemschut
Waar praat men over?
Maandelijkse uitgave
van de Bond Heemschut
Opgericht 1911
Beschermvrouwe
H.M. Koningin Juliana
Eindredacteur:
J.E. van der Wielen
Redacteur: G. Woudsma
Vormgeving en lay - out:
Henk Heynis
Alle correspondentie betreffende de
redactie van het blad, richte men tot
het secretariaat van de Bond Heem
schut:
Korenmetershuis, N.Z. Kolk 28,
Postbus 10525 - Postgiro 124326
Amsterdam 1, tel. 22, 52 92
Alle correspondentie betreffende
advertenties: B.V. 't Koggeschip
drukkers- en uitgeversbedrijf
Nwe. Achtergracht 104, Postbus
1198, Amsterdam 4, tel. 22 97 21
In dit nummer:
Stadsherstel Groningen pag. 22
„Jonge" monumenten in
Amsterdam pag. 26
Eindhoven beschermt pag. 33
Heemschut in actie pag. 36
Foto omslag
De Bonifatiustoren te Leeuwarden in
volle glorie.
Foto: Sj. Andringa
SISO 700.3 - UDC 351.853
Twee ministers en een staatssecretaris heb
ben het vorige jaar een uitvoerige nota be
treffende de relatie landbouw en natuur- en
landschapsbehoud bij de Tweede Kamer in
gediend. De nota ging vergezeld van een ad
vies van de Interdepartementale Commissie
nationale parken en nationale landschaps
parken én een interimadvies van deze com
missie. De drie parlementaire stukken zijn
bekend geworden als de „groene nota's".
In het aprilnummer van dit tijdschrift heb
ben we er een korte beschouwing aan ge
wijd. We zijn bij die gelegenheid niet diep
op de onderhavige materie ingegaan, o.m.
omdat het hierom een uitermate veelomvat
tende aangelegenheid gaat, waarbij vele be
langen zijn gemoeid. Al hebben we dan in
april '75 het initiatief van de regering om
deze zaak aan te pakken toegejuicht, een
eindoordeel hebben we ons voorbehouden.
Nu ligt voor ons het Voorlopig Verslag van
de Tweede Kamer, waarin blijk wordt ge
geven, dat de Kamer diep in het onderwerp
is gedoken; ook zij onthoudt zich nog van
een eindoordeel. Terecht uiten de parlemen
tariërs hun waardering voor de „groene no
ta's", maar ze hebben wél kritiek; heel veel
kritiek zelfs. In de eerste plaats tikken zij de
bewindslieden op de vingers met de opmer
king, dat het oorspronkelijke initiatief niet
van hen is uitgegaan, maar uit de Kamer is
voortgekomen. Maar dit is natuurlijk alleen
maar een zijdelingse terechtwijzing. Waar
uit zijn die nota's voortgekomen? Uit be
zorgdheid voor de aftakeling van waarde
volle agrarische cultuurlandschappen ener
zijds en verpaupering van de landbouw in
die gebieden anderzijds. Er is evenwel
meer; veel meer. Onze (historische) buiten
plaatsen zijn evenzeer in het geding. Over
het behoud daarvan bestaat al vele jaren in
brede kring grote bezorgdheid. Organisaties
als de Nederlandse Vereniging tot behoud
van natuurmonumenten, de Nederlandse
Kastelenstichting en óók de Bond Heem
schut hebben bij herhaling aan die zorg
uiting gegeven en te vrezen valt, dat we in
de toekomst ons met deze belangrijke ma
terie nog dikwijls zullen moeten bezighou
den.
We zeiden het al: de Kamer heeft veel kri
tiek op de beleidsnota,die in het algemeen te
vaag wordt genoemd. Men mist een wel
omschreven visie en gevraagd wordt in
welk stadium zich de voorbereiding van het
„aanvankelijk beleidsvoornemen" ten aan
zien van de nationale parken bevindt. In dit
verband wordt de vraag gesteld of de over
heid de taak (overigens vaag omschreven)
wel helemaal aan kan, vooral financieel en
organisatorisch. Zijn er voldoende deskun
dige mensen en is er de ruimte op de rijksbe
groting om de veelomvattende taak aan te
vatten?
In het geheel van de problematiek stelt de
Kamer in haar verslag de landbouw min of
meer centraal. Dat iso.i. terecht, maar juist
op dit punt en dan vooral in het kader van de
landherindeling, met behoud van het be
staande natuurschoon, is er in de nota
der regering veel „onevenwichtigheid",
„vaagheid", „onzekerheid". Eigenlijk
ontbreekt „een concrete visie". Er wordt
dan ook een groot aantal vragen op de be
windslieden afgevuurd. „In het algemeen,
maar zeker voor de realisatie van nationale
landschapsparken," zo wordt opgemerkt,
„lijkt het gewenst buitenplaatsen, d.w.z.
een landhuis met bijgebouwen en toebeho
ren gelegen in een formele aanleg (hier te
verstaan als parken en tuinen; red. Heem
schut), onder de werking van de Monumen
tenwet te brengen." Met deze opmerking
kunnen we het eens zijn, evenals met de vol
gende vraag: „Zou het nuttig kunnen zijn de
regeling bosbijdragen particulieren samen
te voegen met de subsidieregeling voor na
tuurgebieden en waardevolle cultuurland
schappen? De hoogte van de bijdragen dient
overigens herzien te worden. Dit geldt ook
voor de fiscale verlichting op basis van de
Natuurschoon wet 1928."
vatten we er nog één op: „Niet duidelijk
blijkt hoe de overheid enerzijds en de parti
culieren en hun organisaties anderzijds in
een bestuurlijk samenspel met elkaar zou
den moeten optrekken."
Dit is voor onze organisatie en voor onze
zusterverenigingen inderdaad een belang
rijke vraag. Het antwoord hierop en tal
loze andere vragen over het toekomstige
regeringsbeleid zal nog veel studie verei
sen. Daarom ook in deze beschouwing
slechts een voorlopig oordeel, dat we met de
Tweede Kamer kunnen samenvatten in:
Zorg over een vage visie van de in eerste
aanleg verantwoordelijke bewindslieden.
Ook dezen zullen er goed aan doen zich
verder in dit onderwerp te verdiepen.
v. d. W.