Bescherming „jonge" monumenten
in Amsterdam
Het is al weer enkele jaren geleden dat de Commissie-Dooijes (bestaan
de uit de deskundigen D. Dooijes, A. Evers en H. Knijtijzer) haar ad
vies gaf ten aanzien van een tweede aanvullende ontwerplijst van be
schermde monumenten in Amsterdam. Deze lijst heeft betrekking op de
periode 1871-1921 met stromingen als neogothiek, art nouveau en Am
sterdamse school. De commissie achtte het noodzakelijk de door de mi
nister voorgestelde ontwerplijst aan te vullen. De helft van deze aanvul
ling prijkt niet alleen vanwege de architectonische kwaliteiten op de lijst
van de commissie, maar ook vanwege de waarde voor het stadsbeeld.
Nadat de gemeenteraad de adviezen volledig had aanvaard is het rond
deze zaak opvallend stil geworden - in het bijzonder bij CRM. Voorzit
ter Dooijes van de commissie maakt zich daarover bepaald ongerust. En
niet alleen hgook Heemschut is van mening dat er op korte termijn iets
vastgesteld en geregeld moet worden wil men in Amsterdam voorkomen
dat nog meer aanslagen op jonge" monumenten worden gepleegd en
daarmee op belangrgke gedeelten van onze hoofdstad. Daarbg gaat het
om twee belangrijke zaken: het is de hoogste tijd dat CRM de voorge
stelde aanvulling op de lyst overneemt en het is evenzeer hard nodig, dat
de gemeente weer een monumentenverordening in de praktijk gaat toe
passen. Met behulp van zo'n gemeentelijke verordening kunnen nl. ook
panden die (nog) niet op de rijksmonumentenlijst staan - bij voorbeeld
die, welke jonger zijn dan de gestelde grens van 50 jaar - worden be
schermd.
■KV,-
|J>"sSi»X»Ï9 'M*
onderschatting van het één en overschatting
van het ander. Daartegen zal moeten wor
den gewaakt bij het vaststellen van een lijst
van beschermde monumenten. Met zorg zal
moeten worden gelet op het karakteristieke,
zowel uit de periode van het eclecticisme,
de neo-gotiek, als uit die van de Nieuwe
Kunst - met de Amsterdamse school als
voor de hoofdstad wel bijzonder karakteris
tiek vervolg daarvan - en van de Stijl
beweging. Met name uit de drie eerstge
noemde perioden bezit Amsterdam nog
veel, dat verdient te worden bewaard, zowel
om eigen architectonische betekenis als om
de betekenis ervan in het stadsbeeld ter
plaatse.
Rondom 1920 is het vooral de Amster
damse School, die in ruime mate de aan
dacht vraagt. De invloed van de Stijl
beweging begint zich pas later te manifes
teren. Omdat juist in de twee decennia na
1921 belangrijke werken tot stand zijn
gekomen, in beide richtingen, meent de
commissie er thans reeds op te moeten
wijzen, dat een actief beleid inzake de
inhoud van de monumentenlijst blijft ge
boden. Het lijkt gewenst, met tussenpe
rioden van niet langer dan bij voorbeeld
vijf jaren, supplementen erop samen te
stellen om te voorkomen dat belangrijk
cultuurbezit verloren gaat.
1Het ABN-gebouw in de Vijzelstraat
2. Het pand Damrak 30
3. Het stadsarchief aan de Amsteldijk
(voormalig raadhuis gemeente Ouder-
Amstel)
Uitgangspunten
De commissie heeft in haar beschouwingen
alleen de architectonische dan wel histori
sche waarde van het beschouwde object be
trokken, benevens de al vermelde betekenis
in het stadsbeeld ter plaatse. De commissie
heeft zich niet ingelaten met andere, bij
voorbeeld verkeerstechnische of economi-