Prins Claus:
de mens centraal
Spreiding
Een regionaal ruimtelijk beleid dient er op
gericht te zijn nieuwe activiteiten te ontwik
kelen, die gericht zijn op gebieden waar een
economische achteruitgang valt te constate
ren, om.ontvolking tegen te gaan en daar
door ook een begin te maken met het tegen
gaan van verval van oude gebouwen.
Voorts moeten beslissingen ten bate van de
ontwikkeling van de randgebieden van de
steden erop gericht zijn om de druk op ou
dere wijken te verminderen. Aldus kan een
goed spreidings- en vervoersbeleid belang
rijke gevolgen hebben voor het behoud van
het architectonisch erfgoed.
Het volledig op gang brengen van een con
sequente lijn ten bate van het behoud van
oude architectuur vereist een grote mate van
decentralisatie. Dit veronderstelt, dat op elk
niveau (rijk, gemeente en provincie), waar
beslissingen van planologische aard worden
genomen, ambtenaren aanwezig zijn, die de
verantwoordelijkheid kunnen dragen in
kwesties het behoud van oude bouwkunst
betreffende. Dit betekent niet, dat behoud
van het architectonisch erfgoed alleen maar
een kwestie zou moeten zijn voor deskundi
gen.
De bevolking zelf zou door een objectieve
en volledige informatie in staat gesteld moe
ten worden om wezenlijk deel te nemen aan
de zaak, in iedere fase, zowel als het de
samenstelling van de inventarisatie of het
voorbereiden van de beslissingen betreft.
Kortom, de zorg voor het bouwkundig erf
goed is een zaak, die zich voegt in een
nieuw perspectief van wijdere omvang,
waarbij het onder meer gaat om nieuwe
waardering op het punt van de bouwkundige
kwaliteit en schaal. Het gevolg zal zijn, dat
de beslissingen, die genomen moeten wor
den, met deze nieuwe gezichtspunten reke
ning zullen moeten houden.
De gemeenten
Een maatschappelijk geïntegreerde zorg
voor het bouwkundig erfgoed impliceert,
dat bestuurders op gemeentelijk niveau
bij de zaak betrokken worden en ook de
burgerij.
Gemeentebesturen dienen een duidelijke en
ruime bevoegdheid te hebben op het gebied
van de bescherming van het architectonisch
erfgoed.
Bij het toepassen van de principes van een
maatschappelijk geïntegreerde zorg voor
het bouwkundig erfgoed dienen zij zich re
kenschap te geven van de noodzaak van
continuïteit in het leven van stedelijke en
agrarische gemeenschappen, zowel wat be
treft de gebouwde omgeving als de maat
schappelijke verhoudingen. Er kan en mag
niet gebouwd worden aan de toekomst ten
koste van het verleden.
Om vorm te geven aan een beleid, dat het
door de mens in het leven geroepen milieu
respecteert en er zuinig mee omspringt,
behoren de lagere overheden:
zich te baseren op een wetenschappelijke
analyse van het weefsel van de oude
stadswijken en dorpen, waarbij in het bij
zonder aandacht geschonken wordt aan
de structuur van het gebied, aan de veel
heid van bestemmingen, waaraan moet
worden voldaan, en aan het eigensoortig
karakter, bouwkundig en ruimtelijk ge
zien, van de bebouwde gedeelten en de
open plaatsen.
bestemmingen te geven aan gebouwen,
die, hoezeer tegemoetkomend aan de ei
sen van het huidige leven, speciaal het
karakter van oude bouwwerken respecte
ren en het voortbestaan daarvan verzeke
ren.
zich bewust te zijn van het feit, dat prog
noses inzake de verdere ontwikkeling
van overheidsinstellingen (onderwijs,
administratie, gezondheidszorg) aanto
nen, dat het „gigantisme," schadelijk is
voor de kwaliteit en de doeltreffendheid
van de voorzieningen.
voldoende gelden uit te trekken voor het
beleid ten bate van de oude bouwkunst.
In dit verband dient te worden gesteld,
,,/k onderstreep dat het motto van dit
congres moet worden uitgebreid totEen
toekomst voor ons verleden en voor dat
gene wat we er nü van maken'Dit zei
prins Claus, erevoorzitter van het Na
tionaal Comité M 75, in zijn rede waar
mee hij hel Europees Congres Monu
mentenjaar opende. In die rede han
teerde hij als uitgangspunt, dat in elke
discussie over de problematiek van de
monumentenbeschermi.ng de mens en
zijn welzijn centraal dienen te staan.
Prins Claus vroeg zich af hoe het toch
komt dat wé voor de moderne wijken en
woontorens, hoewel zij meer comfort
bieden, niet dezelfde sympathie hebben
als voor de oude stadsdelen en dorps
kernen en vooreen schilderachtige toren
op z'n eeuwenoude plek. Het antwoord
van de prins: het nieuwgebouwde is (te)
uniform, en uniformiteit is vijand num
mer I van de mens. Ergo: Waarom zijn
de Amsterdamse grachten zo charmant?
Omdat ze vol zijn van een schier einde
loze variatie.
Het was de prins trouwens opgevallen
dat in allerlei documenten en publikaties
over ons architectonisch erfgoed termen
als .historisch",,huis", straat",
monument".planning" en .rege
ling" voorkomen, maar te weinig het
woord ,,mens". De mens, die in het
verleden individualist was en kon zijn en
dat uitte in de manier waarop hij bouw
de. Hij voelde zich daarin gelukkig. De
bouwers van vandaag kunnen daaraan
belangrijke richtlijnen ontlenen.
Richtlijnen zoals het scheppen van af
wisseling, het tot uiting brengen van sa
menlevingsvormen, hel wekken van be
grip voor de relatie tussen de mens en
zijn natuurlijke en gebouwde omgeving,
kortom, het scheppen van een gevoel van
eenheid en betrokkenheid tussen mens
en leefmilieu. De prins: ,,lk heb echter
in menige Europese stad wijken gezien
die ontworpen moeten zijn door bou
wers, die nog nooit van deze ideeën heb
ben gehoord óf die de economie boven
het welzijn van de mens hebben ge
steld.
Prins Claus tijdens het uitspreken van
zijn openingsrede tot het congres