DEZORGVO ERFGOED Het congres: een startsein Declaratie van Amsterdam 220 Op vrijdag 24 oktober is in Amsterdam het vierdaagse Europees Congres Monumentenjaar 1975 afgesloten. Het congres, dat werd georganiseerd door de Raad van Europa, is bijgewoond door afgevaardigden uit alle achttien lidstaten, maar ook door vertegenwoordigers uit het Oostblok, de VS en Canada. Met name Canada heeft veel enthousiasme getoond voor wat er in Europa op het terrein van-de monumentenbescherming op gang is gekomen. Het congres in het Amsterdamse RAI Congrescentrum, met excursies naar karakteristieke delen van Nederland, was het Europese hoogtepunt van de activiteiten in het kader van M 75. Het onderstreepte zeer duidelijk hoezeer het jaarthema van de Raad van Europa is aangeslagen. Daarbij waren veel delega ties onder de indruk van de brede belangstelling, die het thema vooral in het gastland heeft gekregen. Niet voor niets zal de slotverklaring altijd worden aangehaald als de „Declaratie van Amsterdam". Prins Claus opende het congres met een rede die de rond duizend deelnemers imponeerde en verraste door de grote betrokkenheid van de prins met de plaats van het monument in de samenleving. Overigens was er niet alleen aan het begin koninklijke belangstelling, maar ook tijdens de slotzitting. Deze zitting is bijge woond door koningin Juliana, prins Philip van Engeland, prins Albert van België en prins Hendrik van Denemarken. De verklaring, waarmee de conferentie is afgesloten en die wij integraal opne men, is het resultaat van diepgaande studies en debatten. De voorstudies werden gepleegd in werkgroepen, waarbij mr. Jaap Engel, voorzitter van de gemeentelijke commissie voor De Jordaan, en burgemeester R. Laan van Zaanstad een belangrijke rol hebben gespeeld. De voorstudies, die gezamenlijk een grote brok informatie in zich droegen, waren verdeeld in de volgende hoofdstukken: 1. Het behoud van ons architecto nisch erfgoed in het kader van de ruimtelijke ordening. 2. De verantwoordelijk heid van gemeentelijke overheid en particuliere organisaties. 3. De sociale problemen bij de stadsvernieuwing. 4. Wettelijke regelingen. 5. De toekomst van ons architectonisch erfgoed. 6. De financiering van stadsvernieuwing en monumentenzorg en 7. De technische en praktische aanpak van stadsvernieu wing en restauratie. Het congres heeft aan het slot zijn grote voldoening uitgesproken over het handvest van het Comité van Ministers van de Raad van Europa, dat erkent dat de unieke Europese bouwkunst gemeenschappelijk erfgoed is van alle volkeren van dit werelddeel. Het congres heeft uitdrukking gegeven aan de wens van de lidstaten om samen te werken ten bate van de bescherming van dit erfgoed, onderling én in samenwerking met regeringen van andere Europese landen. Ook heeft het congres vastgesteld, dat Europa's architectonische erfenis een integrerend onderdeel uitmaakt van de culturele nalatenschap van de hele wereld en heeft met voldoening kennis genomen van het feit, dat in de slotresolu- tie van het congres over de veiligheid en samenwerking in Europa (Helsinki, juli 1975) een gezamenlijke afspraak is opgenomen om samenwerking en uitwisse ling op cultureel gebied te bevorderen. De congres-voorzitter, Lord Duncan-Sandys, heeft aan het slot van de conferen tie nog eens benadrukt dat het congres geen afsluiting is van een serie activitei ten, maar juist het startsein voor een totale actie. Daarbij is het als belangrijk ervaren dat op het congres niet alleen landen-vertegenwoordigingen aan het overleg deelnamen, maar ook delegaties van internationale, overkoepelende organisaties. De slotverklaring van het Europees Con gres Monumentenjaar 1975 begint met de volgende overwegingen van funda mentele aard: a) Afgezien van zijn onschatbare cultuur waarde heeft het bouwkundig erfgoed van Europa de betekenis, dat het alle inwoners van Europa bewust maakt van een verleden en een toekomst, die zij gemeenschappelijk bezitten. Derhalve moet het behoud van dit erfgoed worden gezien als een zaak van vitaal belang. b) Dit erfgoed omvat niet alleen indivi duele gebouwen van buitengewone kwali teit met hun omgeving, maar ook de stads en dorpsgezichten, delen van sleden en dor pen, die een bijzondere historische en cul tuurwaarde vertegenwoordigen. c) Gezien het feit, dat deze rijkdommen het gemeenschappelijk bezit zijn van alle Euro pese volkeren, hebben deze gezamenlijk de verantwoordelijkheid ze te beschermen tegen de steeds dreigender wordende geva ren, namelijk verwaarlozing en verval, op zettelijke afbraak, disharmoniërende nieuwbouw en buitensporig verkeer. d) Op het gebied van de ruimtelijke orde ning moet het behoud van oude bouwkunst niet beschouwd worden als een sluitpost of een zaak in de marge, maar als een van de belangrijke doelstellingen. e) De lagere overheden op wie in de meeste gevallen het nemen van belangrijke beslis singen op het gebied van de ruimtelijke or dening neerkomt, hebben een bijzondere verantwoordelijkheid voorde zorg voor het architectonisch erfgoed; ze behoren elkaar steun te verlenen door uitwisseling van ideeën en het verschaffen van informatie. f) Als de vernieuwing van oude stadsge deelten wordt voorbereid of ten uitvoer ge bracht dient dit zoveel mogelijk op een zo danige wijze te gebeuren, dat dit geen be langrijke veranderingen met zich meebrengt in de samenstelling van de bevolking, en voorts op een zodanige wijze dat alle lagen van de maatschappij delen in de voordelen van een stadsvernieuwing, gefinancierd met overheidsgeld.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 10