Delflands'
Gemeenlandshuis
208
Een van Delfts monumentale pronkstuk
ken in de rijk met monumenten geze
gende Prinsenstad, is ongetwijfeld het
Gemeenlandshuis van het Hoogheem
raadschap van Delfland. Onlangs is een
restauratie, resp. uitbreiding tot stand
gekomen; niet de eerste keer overigens.
Ter gelegenheid van de recente uitbrei
ding hebben de architect ir. J. Kruger
B.I. en de chartermeester-van Delfland,
de heer C. Postma, met medewerking
van de architect ir. H. C. Brouwer B.I.,
een boekje geschreven, waarin op aan
trekkelijke wijze dé bouwgeschiedenis
wordt verhaald.
De uitbreiding vooral is de moeite waard,
omdat de architect erin is geslaagd deze
uitstekend te doen aansluiten bij de omge
ving. Nog onlangs in Heemschut uitten
we kritiek op zogenaamde aangepaste
bouw, zoals in Groningen, Den Haag en
Arnhem, bij welk laatste voorbeeld we ons
overigens verschreven, toen we het hadden
over het Sint Maartenshuis, terwijl natuur
lijk bedoeld was het Maarten van Rossum-
huis. In Delft heeft men deze aangepaste
bouw in negatieve zin gelukkig niet toege
past en daarvoor komt de ontwerper én het
Hoogheemraadschap een woord van hulde
toe. Het doet nu natuurlijk nog allemaal wat
nieuw aan, maar dit „euvel" zal metter
tijd verdwijnen.
Het zou de moeite waard zijn hier uitvoerig
over de bouwgeschiedenis van dit laat 15e-
eeuwse huis te vertellen, maar we moeten
ons beperken. Met toestemming van het
Hoogheemraadschap ontlenen we aan het
boekje een aantal bijzonderheden.
Het Hoogheemraadschap van Delfland
kocht het pand, aanvankelijk bewoond door
enige generaties van de-familie De Huyter,
in 1645. Als bouwmeester wordt Anthonius
Keldermans genoemd, die tussen 1479 en
1512 aan de Oude - en Nieuwe Kerk te Delft
werkzaam was. Het huis met zijn poortge
bouwen naastliggende erf heeft in het begin
van de 16e eeuw zijn prachtige gotische
gevel gekregen. Dat deze blauwe arduinste
nen gevel met zijn levendige sculptuur in
delen voor bestaande panden werd opge
trokken is o.m. zichtbaar aan de gebogen
rooilijn van het gebouw aan de voorzijde.
Zoals zo vaak in het verleden kreeg het huis
nadat de laatste De Huyter het had (moeten)
verlaten, verschillende bestemmingen.
Eerst werd er het Hof van Holland in onder
gebracht. Daarna werd het logement voor
voorname gasten van de Delftse vroed
schap. Lang heeft het De Huyter-huis de
bestemming van 's Heeren Herberge niet
gehad. In 1583 verkócht de stad het aan
Philips, graaf van Hohenhole, vrijheer van
Langenburg. Deze was toen luitenant-
generaal; later werd hij opperbevelhebber
van het legeren Prins Maurits als raadsman