Aversie Bij de gemeentebesturen blijkt telkens weer een haast chronische aversie te bestaan tegen de kanalen. Naar onze mening ligt aan deze houding een wat primitieve gedachtengang ten grond slag. De publiciteitsmedia hadden na melijk enige tijd geleden een grote belangstelling voor het Oostgroningse en aansluitende Drentse probleemge bied. Deze interesse was hoofdzakelijk negatief gericht: met een enigszins hooghartige oppervlakkigheid zouden de journalisten de feiten van deze regionale samenleving wel eens scherp in het licht stellen. Dat die fouten er zijn, hoeft geen betoog: alleen de werkloosheidscijfers voor dit gebied spreken al boekdelen. Maar dat recht vaardigt nog niet het negatieve beeld dat er van deze streek gegeven wordt; de onderwijsvoorzieningen, de cultu rele mogelijkheden, de gelegenheid tot recreatie zijn hier beter ontwikkeld dan in menig ander deel van het land, met name het overvolle westen. Hier aan werd meestentijds voorbij gegaan. De inderdaad walgelijk stinkende kana- - len van Oude en Nieuwe Pekela wer den daarentegen als niet erg gelukkig gekozen voorbeelden van de Oostgro ningse problematiek naar voren ge schoven. Niet erg gelukkig gekozen, omdat hiermee niet de kern van alle moeilijkheden wordt aangegeven, maar slechts een uiterlijk verschijnsel, hoe hinderlijk dan ook, naar voren wordt gehaald, dat echter juist heel sterk tot de verbeelding van het publiek spreekt. Dit zal dan ook wel de reden zijn waarom er met zo onevenredig veel nadruk over de stank is gesproken. De 178 redenering van de bestuurders was nu ongeveer zo, dat men met het dempen van de kanalen de spraakmakende gemeente de gelegenheid dacht te ontnemen tot kritiek op de streek. De onbenulligheid van een dergelijke denkwijze spreekt voor zichzelf. Bevreemdend Overigens mogen we, wat het boven staande betreft, ook weer niet al te zeer generaliseren: het Stadskanaalster gemeentebestuur mag dan aan. deze karikatuur beantwoorden, voor de an dere colleges geldt dit in mindere mate. Immers, de plannen tot demping in deze gemeenten dagtekenen veelal uit de jaren '60, toen de groei-filosofie, zoals die zich na de oorlog van de overheid had meester gemaakt, nog volledig opgeld deed. Het telkens weer terugkerende euvel bij al deze plannen is, dat ze zó star zijn opgesteld, dat aanpassing aan veranderende inzichten zo niet geheel onmogelijk is, dan toch met onaanvaardbare hoge kosten ge paard gaat. De slechte berichtgeving over het veenkoloniale gebied nu, heeft de plaatselijke overheid ertoe gebracht deze op verouderende opvat tingen aangaande bevolkingsgroei en industriële ontwikkeling gegronde dempingsplannen in versneld tempo te doen uitvoeren. Buitengewoon be vreemdend is het hierbij dat de Recon structiecommissie voor de veenkolo niën na ettelijke jaren van studie eerst onlangs met haar eindrapport is geko men. De dempingen zijn derhalve nogal voorbarig. De plannen van deze commissie dienen overigens niet zonder meer te worden verworpen. De nadruk op de wegen aanleg mag sterk overdreven zijn, de voorstellen voor herbebossing van het landschap zijn zeker de moeite waard, mits men er niet een namaak-Drenthe van maakt met rustiek verspreide boomgroepjes, die de wijde vergezich ten over het platte land vertroebelen, maar de bossen logisch in de veenkolo niale structuur inpast. Windsingels en herstel van de na de oorlog voor wegverbreding gevelde bomenrijen langs de waterwegen, zouden een ver rijking van het landschap vormen. De voorstellen om over de te dempen kanalen de wegen slingerend aan te leggen en aldus de rechtlijnigheid te doorbreken, zijn vanzelfsprekend wel erg krampachtig. De algemene afkeer van de lintbebouwing is, dachten we, ongegrond. Wanneer men er in de steden over klaagt dat de voorburen zien wie er bij je op bezoek is en de achterburen kijken wat je vandaag nu weer eet, mag wel eens gewezen worden op de grote vrijheid, die het wonen in de lintbebouwing waarborgt. Het streven naar komvorming is even wel niet te stuiten, wat op zichzelf geen bezwaar is (men denke aan de verkorting van de afstanden), mits ook hier weer rekening wordt gehouden met het bijzondere karakter van de veenkoloniën. De komvorming zal dan ook niet het lijnenpatroon van de streek mogen aantasten. De lintstruc tuur is er de oorzaak van, dat overal de aanblik van het vlakke land mede wordt bepaald door het bebouwde gebied; hoe ver men ook kijkt, vrijwel altijd sluit de eindeloze rij huizen met een boomgroep hier en daar, het silhouet af. Het zal dan ook duidelijk zijn, dat erkenning van de samenhang tussen monumentenzorg en land-

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 16