Recht toe, recht aan De toekomst van de Gronings-Drentse veenkoloniën ï?qr,* Van de groote rivieren tot de kleine weteringen, ja tot de slooten toe, alle onderling communiceerend door hun tallooze vertakkingen, voer men hier het gansche land door. (J. Huizinga, Nederland's beschaving in de zeventiende eeuw, Haarlem, 1941.) JL m Wie een folder met toeristische infor matie over Groningen inkijkt, zal vrij wel altijd lezen dat de veenkoloniën een onaantrekkelijke streek vormen. „Recht toe, recht aan," „saaie een vormigheid," dat zijn de geijkte uit drukkingen, waarmee dit landschap wordt afgedaan; of, zoals het in heden daagse stedebouwkundig jargon nogal ongelukkig heet: „onherbergzaam". Daarom zou men verwachten dat de reconstructieplannen voor dit gebied, die nu ter tafel liggen, een verandering ten goede inhouden^). Dat nu juist het tegendeel het geval is, willen we in dit artikel uiteenzetten. Want of men de veenkoloniën nu mooi of lelijk vindt, feit blijft dat deze streek een zo eigen karakter heeft als (nog maar) weinig andere delen van ons land. En ook in geen ander gebied, afgezien van de in dit opzicht vergelijkbare IJsselmeer- polders, komt het ingrijpen van de mens in het landschap zo duidelijk tot uitdrukking als hier. Het is met name dit karakter van de diep ingrijpende menselijke werkzaamheid, dat be dreigd wordt. In de eerste plaats zijn daar de waterwegen, door hun grote lengte en rechtlijnigheid zo bij uitstek kenmer kend. Vele gemeentebesturen zien in deze „diepen" een ideaal tracé voor nieuwe wegen; „infrastructurele ver beteringen", zoals dat heet. En dat het niet bij plannen alleen blijft (de spreekwoordelijke ijskast puilt er im mers van uit), toont de grootscheepse demping van vele kanalen aan, van hoofddiepen tot monden en wijken. In die hiërarchische volgorde werd het veengebied sinds de zeventiende eeuw ontgonnen: vanaf een bestaande water weg, in dit geval het Oosterdiep, werd naar het zuidoosten in bijna een eeuw het Stadskanaal gegraven, 30 kilometer lang, vrijwel aan één stuk recht toe, recht aan. Vanaf dit hoofddiep werden zijkanalen gegraven, de monden van waar dan weer, evenwijdig aan het hoofdkanaal, de wijken het veen inlie pen. Daar, vanaf die wijken werden de veengebieden „aan snee" gebracht, en via het uitgekiende stelsel van water wegen werd de turf, hoog opgetast op platte schuiten, vervoerd. Bij deze ontvening, die tot gevolg had dat de woeste vlakten in vruchtbare land bouwgronden werden herschapen, speelde de stad Groningen de hoofd rol. Deze vooraanstaande positie wreekt zich nu in het probleem van de „stadsbezittingen" en de „stadsrech ten". Een aantal wegen, bruggen en sluizen levert de stad tegenwoordig vanwege het onderhoud van dit eer tijds aantrekkelijke bezit een jaarlijks terugkerend verlies op. Daarnaast dient 1 1. De sluis in het Oude Winschoterdiep te Hoogezand in het begin van deze eeuw. De oude bebouwing is groten deels verdwenen, een vierbaansweg loopt nu tussen de gevelwanden door. 1) Na vele jaren van voorbereidingen is in juli 1974 verschenen het Concept ontwerp-herinrichtingswet Oost- Groningen en de Gronings-Drentse veenkoloniën, met daarbij de Memorie van toelichting. Hier gaan we alleen in op de veenkoloniale aspecten van deze wet, die ook Westerwolde en het Oldambt tot onderwerp heeft. bij transacties inzake onroerende goe deren binnen een zekere afstand van de stads-kanalen en -wegen een belas ting aan de stad te worden voldaan. De overdracht van deze bezittingen en vervolgens afschaffing van deze rech ten leveren heel wat moeilijkheden op bij de reconstructieplannen, omdat de stad, overigens heel begrijpelijk, een belangrijke afkoopsom wenst, hetgeen voor haar te meer dringend is, nu zij kampt met een chronisch tekort op de begroting, zoals zovele grote gemeen ten. 175

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 13