Waardige viering in Ridderzaal
Honderd jaar overheidszorg voor het cultureel erfgoed
k
M 7£ i
k II
„De onverschilligheid der regeering is hier te lande niet alleen een feit, maar een
beginsel geweest. Hierin van alle beschaafde staten van Europa verschillend, heeft
Nederland de leer gehuldigd dat kunst geen regeeringszaak is'! Dit sophisme
heeft twintig jaar lang den dienst gedaan van het geboomte, waarin de struisvogel
zijn hoofd steekt en veiligheid meent te vinden."
Dit is een citaat uit het beroemd geworden artikel van Victor de Stuers in De
Gids van november 1873, het artikel, dat de stoot gaf tot de instelling van een
aparte afdeling voor' kunsten en wetenschappen binnen het Departement van
Binnenlandse Zaken, van welke afdeling De Stuers het hoofd werd.
We zijn nu honderd jaar verder en het
feit, dat er in M'75 sprake is van
honderd jaar Overheidszorg voor het
cultureel erfgoed was voldoende reden
om daaraan in de Ridderzaal in Den
Haag een feestelijke bijeenkomst te
wijden. Meer nog het was een manifes
tatie als waardig antwoord op de felle,
bittere, sarcastische kritiek van Victor
de Stuers. Het grote gezelschap in de
Ridderzaal kon verheugd zijn over
deze viering, ook verheugd zijn over
hetgeen in een eeuw is bereikt, maar
zeker was er bij velen nog geen gevoel
van voldaanheid ondanks het feit, dat
de enkele tienduizenden guldens, die
de regering in de tweede helft van de
vorige eeuw over had voor de zaken
van kunst, waarover De Stuers zich zo
schamper uitliet, zijn uitgegroeid tot
ettelijke tientallen miljoenen.
Prins Claus, ere-voorzitter van het
Nationaal Comité Monumentenjaar
1975 woonde de feestelijke samen
komst bij, evenals talrijke autoriteiten
en vertegenwoordigers van particuliere
organisaties, die zich bewegen op het
terrein van de monumentenbescher
ming. Onder hen o.m. dr. R. Hoegen
en drs. J. M. Hengeveld, resp. voorzit
ter en penningmeester van de Bond
Heemschut.
Brave Hendrik
Dr. F. H. M. Grapperhaus, voorzitter
van NCM, heette het gezelschap wel
kom, waarbij hij uiteraard het Gidsarti
kel van De Stuers ter sprake bracht en
herinnerde aan de 19e-eeuwse mentali
teit van overheid en volk, een mentali
teit van de „brave Hendrik", die je nu
nog een rilling over de rug doet lopen.
Er was sprake van benepenheid, vooral
een fractie van het bedrag, dat voor
nieuwbouw bestemd is, uitgegeven. Er
moet dan ook nog meer waardering
komen voor het bouwen van vroeger,
niet uit het besef van „die goede oude
tijd", maar omdat monumentenzorg
een toekomst voor ons verleden in
houdt. De idealen, waarvoor De Stuers
streed, zijn nog steeds levend, zo
ook op het gebied van de financiële
middelen. Vóór De Stuers zijn stem
verhief, bleef men doof voor de gelui
den, die waarschuwden voor het van
dalisme ten opzichte van onze kunst
schatten, de monumenten daarbij inbe
grepen. Nadat De Stuers een keel had
opgezet, óf liever een gehuil van woede
had aangeheven, ontwaakte de natie
uit zijn dommel. Het was een tijd,
waarin er veel veranderde, sociaal,
maatschappelijk, industrieel, politiek
en ook cultureel, maar, zo moest dr.
Grapperhaus opmerken, vandaag de
dag worden er nog voortdurend aansla
gen op ons cultureel erfgoed gepleegd.
Voor monumentenzorg wordt slechts
Staatssecretaris Schaefer: „goed hart".
constateerde dr. Grapperhaus aan het
eind van zijn rede.
Liefde
Prof. dr. C. J. A. C. Peeters, hoogleraar
in de geschiedenis der architectuur en
lid van de Monumentenraad, hield
vervolgens een interessante cultuur
historische beschouwing, waarin hij in
de eerste plaats de geschiedenis van de
Ridderzaal betrok. Met enige weemoed 153