vakman zitten wij midden in het pro
bleem van de vormgeving. Een speelse
vroeg 17e-eeuwse gevel met zacht
rode baksteen en veel zandsteen blok
jes is geen spelbreker in een rij van
sobere 18e eeuwse gevels, ook niet te
midden van 19e eeuwse gevels. Hoewel
geheel anders van essentie en expressie
vormen zij een harmonisch geheel, zij
behoren bij elkaar. Een rede hiervoor
is misschien het feit dat de vormwe-
reld, hoe verschillend ook, afstamt van
de renaissance. Maar er zit meer ach
ter. Een Jugendstil-huis sluit zich even
eens goed aan in deze rij hoewel de
uitdrukkingswereld hiervan niet be-
4. „Het nieuwe was steeds aanvaard
baar," zoals de Gelderse kade bewijst.
5. Oud en nieuw: Kromboomsloot.
6. Veelheid van vormen: Willemstraat.
(foto 's:
Sabel en Daniels)
paald ontleend is aan het klassicisme.
Ik geloof dat de emotie van het mense
lijk bezig zijn, van de menselijke be
trokkenheid, de aandacht van de vak
man, „de" grondslag is voor de harmo
nie in de oude binnenstad, dus de men
selijke inbreng en niet de vorm.
Uit de veelheid van vormen van elk
huis in het grote geheel èn uit het he
vig bezig zijn met de microwereld in
één zo'n huis, zijn. wij beland bij een
ander aspect van het bouwen in de
stad nl. de variatie of verscheidenheid.
Voor de meeste bewoners, bezoekers
en liefhebbers van de oude stad, speelt
de visuele verscheidenheid een zeer
grote rol. Elke stap geeft andere beel
den, elke situatie en elk huis is anders.
Vooral in de microwereld van één huis
is veel variatie.
Het is zondermeer duidelijk dat pro
cesmatige nieuwbouw op grote open
stukken, veel meer problemen geeft als
het opvullen van slechts één gat in de
wand. De beste voorbeelden van
nieuwbouw in de stad vinden wij
steeds bij het bouwen van één enkel
huis. Maar de procesmatige nieuw
bouw in de tweede helft van de 19e
eeuw laat zien dat ook hier goede re
sultaten te behalen zijn. In het begin
heb ik reeds gewezen op deze woning
bouw in de Willemstraat en omgeving.
De Amsterdamse school heeft ons ge
leerd dat blokbouw in een min of meer
stedelijke omgeving bijzonder boeiend
is omdat hier de emotionele waarde èn
de variatie zo groot mogelijk is.
Slecht plan
Hoe is de stand van zaken in onze
oude steden en in het Nieuwmarktge-
bied in het bijzonder?
In 1953 is het saneringsplan voor o.a.
de Nieuwmarktbuurt vastgesteld.
Achteraf gezien een zeer slecht plan.
Men trachtte wat problemen op te
lossen zonder visie op het begrip
„oude stad". De Bond Heemschut en
de overige oudheidkundige verenigin
gen waren de enige die hier op wezen.
In 1953 ben ik in Amsterdam gaan
wonen en werken. Het eerste wat mij
opviel was een expositie van eerder ge
noemde verenigingen die aandrongen
op behoud van de bestaande structuur
en renovatie van de bestaande wonin
gen. Het is al weer 22 jaar geleden. Nu
zouden wij zoiets een actiegroep noe
men. Er werd niet geluisterd. Nu is
„luisteren" naar anderen in ons we
reldje erg moeilijk. Het heeft inder
daad 22 jaar geduurd, van steeds maar
weer schrijven en praten. Eén generatie
lang. Het is meer een gevecht geweest
van bewustwording, van de waarde die
een bestaande en historisch gegroeide
woonomgeving voor de bewoners zelf
heeft en die ook belangrijk is voor een
binnenstad in haar geheel. Maar het is
gelukt, de bewustwording is er. Actie
groepen werden opgericht en uit de
verwoording van die groepen kwam
een breed scale van allerlei menselijke
en emotionele waarden. De beleidvoe
ring is hierdoor geleidelijk aan ook ver
anderd. De laatste plannen zijn dat de
oude stedelijke structuur behouden
blijft!
Het behoud van de oude stedelijke
omgeving stelt echter zijn eisen aan de
nieuw te bouwen huizen. Willen wij
een gave en harmonische woonomge
ving en willen wij de atmosfeer van het
nog bestaande deel van de wijk niet
verstoren, dan zullen wij een stedelijke
bebouwing moeten creëren.
Pleidooi voor de vakman
Wij spreken de laatste jaren van stads
vernieuwing en sociale woningbouw.
Sociale woningbouw wil in ons jargon
alleen maar zeggen, huizen met een
lage huur.
Gaan wij de essentie van die bouw na
dan wil dit zeggen: geen individuele
huizen, geen flexibele huizen (dus geen
traditionele bouw), geen persoonlijke
inbreng van de vakman, geen variatie.
Er zijn al plannen gerealiseerd waar,
net als in onze nieuwe wijken, het
aanrakingsgebied van straat en huis
gevormd wordt door boxdeuren! De
straat verliest hierdoor zijn woonfunc
tie en wordt geheel transportgebied. Er
zijn echter ook plannen die goed zijn,
echter helaas nog niet uitgevoerd. Het
zijn geen woningwetwoningen maar
premiewoningen, dus geen lage huren.
Willen wij werkelijk ernst maken met
onze „stadsvernieuwing" dan zal meer
aandacht besteed moeten worden aan
het beginwoord „stad". Als wij onze
„wenken en voorschriften" nu eens
vergaten en luisteren naar wat de stad
zelf ons influistert. Laten wij onze
subsidies nu eens afstemmen op een
stedelijke omgeving; de stedelijke om
geving waar emotie en variatie voor
handen zijn hebben wij broodnodig in
onze steeds maar vervlakkende wereld.
Als wij nu eens meer vakmensen
zouden inschakelen, dus een meer
traditionele wijze van bouwen in de
stadsvernieuwingsgebieden mogelijk
maakten, dan zouden wij werkelijk van
„sociale" woningbouw mogen spreken,
gezien vanuit de hoek van een vakman.
Met zelfstandige inbreng van de vak
man, dus een herwaardering van het
vak, meer levensgeluk èn minder
werkeloosheid. Als verrassing krijgt
men een gave en harmonische woon
omgeving die aansluit bij het karakter
van de binnenstad. Laten wij zo'n
bouwwijze nu eens „sociale woningb
ouw" noemen.
H. J. Zantkuyl,
architect Gem. bureau Monumenten
zorg Amsterdam 167