Het was stadhouder Willem V die dit
alles organiseerde en z'n Kabinet van
Natuur en Kunst verder uitbouwde.
Daarbij kregen in 1773 de schilderijen
een aparte plaats, in de ruime zaal in
wat nu Buitenhof 34 en 35 is. Deze
Schilderijen Galerij had een interne
verbinding met het huis van d'Aumale
zodat, binnen één complex, van een
royaal museum kon worden gespro
ken. En door de waarde en variatie van
de verzameling én door de wijze,
waarop zij werd geëxposeerd, kreeg
het museum algemene en internatio
nale bekendheid. De Fransen, die in
1795 ons land binnenvielen, wisten er
dan ook van en brachten binnen de
kortste keren zoveel mogelijk naar
Parijs. Na de Franse tijd was het
koning Willem I die ervoor zorgde dat
het overgrote deel van de ontvoerde
kunstschatten naar het Buitenhof te
rugkeerde. Het aloude kabinet kwam
echter leeg te staan toen het rijk in
1820 besloot de collectie onder te
brengen in het Mauritshuis.
Indeling
Het eens zo fraaie hoekpand, dat
Capiteyn Wederholt met zoveel liefde
liet bouwen, heeft daarna als belang
rijkste en minst schilderachtige be
stemming gehad dat het 't Kadaster
kantoor huisvestte. Bijna honderd jaar
lang, tot 1971. Op dat moment kwa
men ook de omringende panden leeg en
kon, in opdracht van de Rijksgebou
wendienst, architect ir. De Lussanet
beginnen met de uitwerking van de
plannen tot restauratie. Ir. De Lussa
net vertelt: „Het hoeft niemand te
verbazen dat er, door al die bestem
mingen in de loop der tijden, van de
inwendige indeling van het huis, zoals
die oorspronkelijk was, praktisch niets
meer over was. De begane grond was
zelfs verbouwd tot vrijwel één grote
zaal voor het Kadaster. Nu wil het
geval dat er over het exterieur van
Buitenhof 37 erg veel bekend is, zóveel
prenten zijn er van. Maar van het
interieur wisten we erg weinig. Daar
over waren de bronnen erg schaars.
Een van de eerste opdrachten was dan
ook om uit te zoeken hoe het gebouw
in de 17e eeuw inwendig verdeeld
was."
Daar. kwam men achter toen men het
stucwerk van de plafonds weghaalde.
Daaronder bleken de originele moer
en kinderbalken te zitten, volledig
intact. Met het blootleggen daarvan
was op slag een stuk oorspronkelijk
heid in het gebouw terug. Er was
echter méér. De oude balkenlagen
vertelden over de indeling van het huis
in het begin én over de indeling van de
vertrekken, omdat aan het stramien
van de lagen was te zien waar de
160 schouwen hadden gezeten. Dat was, al
met al, reeds heel wat. Bij het verder
„uitspitten" van het huis ontdekte
men vorm en afmeting van de oor
spronkelijke kruisvensters en zag men
bevestigd dat het huis een monumen
tale vestibule met trap moest hebben
gehad.
Dat leverde voor ir. De Lussanet de
uitgangspunten op om het huis, zoveel
als mogelijk, in z'n oude staat terug te
brengen. Wat het exterieur betreft
werd daartoe in de allereerste plaats de
hoofdingang met stoep in de midden
partij van de voorgevel teruggebracht
en werden de originele kruisvensters
compleet met luiken, in ere hersteld.'
Wat het interieur aangaat: het trappe-
huis keerde in volle luister terug, de
oude indeling werd weer op haar plaats
gezet en alle vertrekken werden op
nieuw bekleed met een schouw. Die
schouw is niet alleen visueel belangrijk,
maar heeft ook wel degelijk een
functie in de praktijk. Ir. De Lussanet
heeft daarin namelijk de afzuigkokers