dingen en goede materialen. Die pand
jes maken van veel oude stads- en
dorpskernen het overgrote deel uit en
zij bepalen zowel uit esthetisch als uit
sociaal oogpunt namelijk door het
gebruik dat er van wordt gemaakt
veelal de sfeer. Daarmee komt ook een
andere klasse van betrokkenen aan
bod. Niet alleen kerkbesturen, kasteel
bewoners, museumbeheerders, direc
teuren van grote kantoren, maar een
brede laag van gewone burgers."
De heer Schaefer pleitte vervolgens
voor een verbreding van de kring van
mensen die kunnen wonen in een
monument, maar ook aan vergroting
van de soort monumenten, waaraan we
onze aandacht en ons geld besteden.
En hij dacht daarbij o.m. aan de grote
groep monumenten, ontstaan rond de
jaren twintig van deze eeuw, die een
belangrijke rol heeft gespeeld bij de
ontwikkeling van de sociale woning
bouw: pioniersprojecten van de volks
huisvesting. Die zijn, naar het oordeel
van de staatssecretaris „cultuurmonu
menten in de beste zin", en hij
verklaarde in de komende periode aan
die groep van monumenten speciale
aandacht te zullen besteden. Vervol
gens ging de heer Schaefer in op de
woonfunctie van monumenten en op
de bijdragen, die met name zijn depar-
tement geeft om die monumenten in
stand te houden.
Hierbij waarschuwde hij tegen het
reconstrueren van verdwenen oude
toestanden. Reconstructie vindt hij
niet altijd verwerpelijk, maar men
moet het aandurven om in een oude
omgeving iets van de eigen tijd neer te
zetten. In dit verband dacht de heer
Schaefer in het bijzonder aan de gaten
die in straatwanden zijn gevallen en die
nu weer moeten worden dichtgemaakt.
In die gaten ziet de staatssecretaris
liever nieuwe panden met nieuwe
vormen.
Geen winstoogmerk
Citeren we nog één passage uit de rede
van de heer Schaefer en met name die,
waar hij het had over de financiering.
„Aan het offer, dat wij terecht ten
behoeve van de monumentenzorg
brengen, moet een aantal voorwaarden
worden verbonden. Naar mijn smaak
moet de steun bij voorkeur gaan naar
organisaties zonder winstoogmerk, die
zich alleen met de monumentenzorg
bezig houden en eventuele waardestij
gingen van hun bezit kunnen gebrui
ken voor uitbreiding van hun activiteit.
Natuurlijk is het praktisch onmogelijk
om alle restauraties in handen te geven
van organisaties zonder winstoogmerk;
in vele gevallen zullen bij het herstel
van monumenten particuliere eigena
ren betrokken zijn. Ik heb daartegen
geen enkel bezwaar mits het gevaar,
dat ik signaleerde (bedoeld werden
blijkbaar organisaties met winstoog
merk; red. H) maar vermeden kan
worden. Daarom geef ik de voorkeur
aan een methode van subsidiëring, die
beginweerstanden helpt overwinnen,
boven een methode waarbij blijvende
investeringen van overheidswege wor
den gedaan. Ik denk hierbij aan een
roulerend fonds, zoals men hier en
daar in Engeland kent, waarbij de
betrokkenen met geld en technische
hulp en voorlichting op weg worden
geholpen, maar als de restauratie
eenmaal voltooid is het benodigde
geld vinden in de vorm van normale
1. Overzicht van de Manifestatie op
het Binnenhof.
2. Minister Van Doorn reikt aan de
schrijvers van het gedenkboek Honderd
jaar overheidszorg voor het cultureel
erfgoed een aandenken uit: links dr.
Duparc, midden ir. Tillema.
hypotheken. Het beginkapitaal keert
dus na zekere tijd in het fonds terug.
Een andere mogelijkheid is het voort
zetten van de huidige wijze van subsi
diëring, gepaard met het recht van de
overheid om het monument te kopen
bij overdracht door de oorspronkelijke
eigenaar."
Te weinig
Na opgemerkt te hebben, dat de
gemeenschap recht heeft op een zoda
nige wijze van steunverlening, dat die
gemeenschap er de vruchten van plukt
en niet de enkeling, verklaarde de
staatssecretaris, dat er voor het behoud
van oud stads- en dorpsschoon nog te
weinig wordt gedaan, evenals trouwens
voor de stadsvernieuwing. Referend
aan 1970 het jaar van de natuurbe
scherming en 1975 het monumen
tenjaar gaf de heer Schaefer in
overweging 1980 tot het Europees
stadsvernieuwingsjaar te kiezen. 155