aangemeld. Aan de Drentse Heemschutda- gen in 1974 namen 400 leden deel. Ter gelegenheid van M'75 verschijnt ons tijdschrift met zes extra nummers. Het grootste probleem, waarvoor de Bond zich straks gesteld zal zien, is de beantwoor ding van de vraag hoe Heemschut de door M'75 sterk toegenomen belangstelling voor „het" monument na 1975 zal kunnen opvangen. Mede met het oog daarop wordt het bureau gereorganiseerd. De behandeling van de gevallen komt nu met haar medewerkers te berusten bij de heer De Zwaan, terwijl de oprichting van een Voor- lichtings- en Informatie-centrum in voorbe reiding is met de leiding waarvan de heer P. W. A. Overdiep zal worden belast. Dit o.m. Ir. ChC. v. d. Vlis om Heemschut een nog grotere bekendheid te geven en zo mogelijk het ledental aanzienlijk te vergroten. Gestreefd wordt naar een nauwere samenwerking met zuster organisaties, 'in verband waarmee ook ge dacht wordt aan een ruimere opzet van het tijdschrift. Gedacht wordt aan een nationaal monumententijdschrift. Jaarstukken Het jaarverslag van het dagbestuur en de financiële stukken leverden weinig discussie op. Het jaarverslag is een uitvoerig stuk, t.e uitvoerig om ook maar de voornaamste punten er uit hier op te sommen. Wat de financiën betreft: de contributie- opbrengst liep op van f 161.000,— in 1973 tot f260.000,— in 1974. Het negatief resultaat is ruim f 15.000,— minder dan in 1973 en bedraagt f 7.000,—. De steunactie van de leden bracht f61.734,— op, een gedeeltelijke compensatie voor lagere subsi die-ontvangsten. Het eigen vermogen van de Bond daalde van f 71.683,— tot f 64.269,— doordat 'het nadelig saldo over '74 direct hierop in mindering werd gebracht. De liquiditeitspositie van de Bond werd verder verbeterd doordat tegenover een toeneming van de liquide middelen ten bedrage van f 99.000,— een stijging der schulden op korte termijn stond van ruim f 94.000,—. Met betrekking tot de subsidies deelde de penningmeester, drs. J. M. Hengeveld mee, dat op één uitzondering na alle provinciale besturen positief hebben gereageerd op het verzoek van de Bond om subsidie te verlenen. Zo verleende Friesland f 500,— subsidie en Drenthe en Noord-Holland f 2.500,— beide; van de andere provincies zijn de bedragen nog niet bekend. Overijssel wees een subsidie-aanvraag af omdat deze provincie 't Oversticht reeds subsidieert. Ondanks enig pessimisme bij enkele leden die over de financiën het woord voerden, werd besloten de contributie voor 1976 niet te verhogen. Benoemingen De vergadering heeft zich vervolgens bezig gehouden met een aantal benoemingen. Men ging akkoord met de benoeming van ir. G. J. A. Bouma tot voorzitter van de Prov. commissie Friesland, van mr. W. W. Hoppe rus Buma tot voorzitter van de Prov. commissie Gelderland en van drs. E. Roe- lofsz tot voorzitter van de Prov. commissie Zuid-Holland. Verder moest voorzien worden in een aantal vacatures in het Algemeen Bestuur. Dit had voorgesteld het aantal bestuursleden niet zijnde de voorzitters van de prov. commis sies vast te stellen op het maximum d.i. 32—11 21. Na de vorige algemene leden vergadering hebben als lid van het Alg. Bestuur bedankt: mevr. M. E. E. v. d. Does de Willebois, ir. G. A. Overdijkink en mr. J. A. Willinge (voorz. provincie Zuid-Holland). Op voorstel van het Alg. Bestuur werden nu benoemd mr. J. Roelse, tevens lid van het D.B. (vice-voorzitter), mr. C. T. de Bijll Nachenius (Hendrick de Keijser) en drs. E. Roelofsz (in de vacature mr. Willinge). Volgens rooster traden af: ir. M. Bierman (niet herkiesbaar), mr. F. C. J. Ketelaar (wegens vertrek naar het buitenland), ir. C. A. Kuysten (die zich voor herbenoeming beschikbaar had gesteld), ir. E. H. v. d. Linde van Sprankhuizen (die zich niet beschikbaar stelde voor herbenoeming) en A. Stork. Op voorstel van het Alg. Bestuur werden de heren Kuysten en Stork herbenoemd. In de vacatures werd voorzien door de benoeming van mr. dr. L. de Gou (K.N.O.B.), W. F. K. Engelbrecht (Menno van Coehoorn) en mr. H. N. C. baron van TuyII van Serooskerken (Ned. Kastelenstichting). In de tweede vaca ture had het Alg. Bestuur aanvankelijk kandidaat gesteld mr. P. J. Mijksenaar, voorzitter van de Hollandse Molen. Maar deze heeft de statutair vastgestelde leeftijds grens overschreden. Het Alg. Bestuur wilde in dit geval dispensatie hiervoor vragen omdat mr. Mijksenaar het volgend jaar zijn functie van voorzitter van de Hollandse Molen neerlegt. Na een-korte discussie werd besloten de statuten geen geweld aan te doen en voor mr. Mijksenaar de heer Engelbrecht te benoemen. De vergadering ging er mee akkoord, dat de heer Mijksenaar voorlopig als toehoorder de vergaderingen van het Alg. Bestuur zal bijwonen. De benoeming van de heren de Bijll Nachenius, De Gou, Engel brecht en Van Tuyll, resp. van Hendrick de Keijser, Kon. Ned. Oudheidkundige Bond, Menno van Coehoorn en de Ned. Kastelen stichting hield verband met de beslissing om tussen Heemschut en deze zusterorganisaties een nauwere band aan te gaan. Ten slotte werden ir. G. Akkerman, drs. K. Hengeveld en mej. drs. L. J. v. d. Steen benoemd tot secretaris van resp. de prov. commissies van Friesland, Gelderland en Utrecht. Besloten werd de uitvoering van de in mei 1973 opgestelde beleidsnota als punt op de agenda van de volgende alg. ledenvergade ring te plaatsen. Nadat aldus de agenda was afgedaan heeft de Amsterdamse architect H. J. S. Zantkuyl een uitermate boeiende voordracht gehou den over de Nieuwmarkt te Amsterdam en stadsvernieuwing. Er volgde een interessante gedachtenwisseling op. We stellen ons voor in een der volgende afleveringen van ons tijdschrift uitvoerig aandacht te schenken aan het betoog van de heer Zantkuyl. v. d. W.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 23