cipeert. Daarnaast ontstond in 1960 de op
kunstenaarshuisvesting gerichte stichting
Diogenes die het pionierswerk ondernam in
gebieden die toen nog als saneringsrijpe
achterbuurten werden beschouwd de
Jordaan, de Bethaniënbuurt uit Diogenes
kwamen voort de stichting Claes Claesz
Hofje, het eerste rehabilitatieproject in
bouwblok-verband, de stichting Aristoteles,
een vernuftige formule voor restauraties als
coöperatieve projecten, en de stichting de
Pinto, die in het verwoeste Nieuwmarkt-
gebied een begin maakte met het herstel.
Stadsherstel en Diogenes hebben tot voor
beeld gediend van tientallen soortelijke
initiatieven in andere steden met een belang
rijk monumentenbestand, en versterkten
aldus de kleine groep van oudere instellingen
die o.a. in Zutphen, Utrecht en Harlingen al
jaren met succes werkzaam waren voor het
herstel van de woonhuismonumenten.
Zodra van een oud buurtje de ban dat het
een hopeloze krottentroep zou zijn, waar
niemand meer voor zijn genoegen woont,
eenmaal gebroken werd door enkele restau
raties, kwamen ook de particulieren om
bouwvallige panden te kopen en te herstel
len. Meer nog steunend op fiscale faciliteiten
dan op subsidie, is het aandeel van de
particuliere eigenaren in de herstelbeweging
allengs ver uitgevoerd boven dat van de
restaurerende instellingen. De stemming is
omgeslagen; de vraag die twintig jaar geleden
de voorbereidingscommissie-S tadsherstel.
bezig hield, namelijk of er wel voldoende
3
belangstelling voor de gerestaureerde bin
nenstadswoningen zou komen, behoeft niet
meer te worden gesteld. Dat in die belang
stelling een sterk internationaal mode-ele
ment schuilt, is duidelijk. Heimwee naar de
knusheid van overgrootmoeders interieur
met donkerrood pluche en gepoetst koper is
nu eenmaal een van de „smaakmakers" van
ons culturele klimaat.
Wanneer men deze gegevens op een rij zet,
dan zou het de indruk kunnen wekken dat
het herstel van de woonfunctie in Amster
dam en in andere oude binnensteden nu wel
in orde komt. Zover is het echter nog lang
niet. Nog altijd gaan in Nederland de
afbraak en de verkrotting sneller dan de
restauratie en de herbouw. Nog steeds vallen
er nieuwe gaten in gevelwanden, gaat hét
inwonertal van de binnensteden achteruit,
zijn bedrijven en administratieve lichamen
bezig met bouwplannen die de kwetsbare
schaal verscheuren, en zijn er bestemmings
plannen van kracht die kaalslag vereisen
vóór het tot bouwen kan komen.
gen die zoiets beogen. Zij sluiten echter niet
op elkaar aan, en werken elkaar vaak tegen.
Elke overheidsinstantie tracht haar eigen
inzichten en invloedssfeer uit te breiden,
elke volgende subsidieregeling brengt een
aanwas mee van voorwaarden en controles.
Om uit dit struikgewas los te komen moet
men zich realiseren wat het wonen in een
historische binnenstad onderscheidt van het
wonen in een nieuwe wijk. Niet alleen dat
de gebouwde omgeving zoveel afwisselender
is, het is ook dat er zoveel gebeurt. Elk huis
en elke straat is anders, heeft zijn eigen
gezicht, zijn historie en zijn sfeer. Gepen
sioneerden, studenten en jonge gezinnen
wonen door elkaar heen, hoogleraar naast
handwerker, middenstander naast pooier.
Sfeer
Het centrale punt is dat de incidentele
restauratieprojecten met subsidiesteun van
monumentenzorg niet geïntegreerd zijn in
een rehabiiitatiebeleid, dat zowel de sociale
woningbouw en het verkeerssysteem, als het
patroon van de economische bedrijvigheid,
de recreatieve voorzieningen en de mense
lijke relaties omvat. Niet dat het ontbreekt
aan wetten, voorschriften en subsidieregelin-
4
2. Een Jordaans café in vol bedrijf.
3. Een project van Aristoteles: de panden
Lindengracht 49—53 vóór het herstel.
4. De panden Lindengracht 49—53 tijdens
het herstel.
5. De panden Lindengracht 49—53 na het
herstel.
5