gemeente Groningen de schenker de fa. Niemeyer de Rijksdienst voor Monumentenzorg en ons restauratie bureau (met name ook op instigatie van de tweede partner in de discussie) werd toen het principebesluit genomen primair de historie aan het woord te laten, door grote prioriteit te geven aan alles wat écht is uit welke fase ook van de geschiedenis en vrijwel volledig af te zien van aanvullingen. Uitgangspunten De navolgende uitgangspunten zijn daarbij zo consequent mogelijk aan gehouden: 1. In principe evenveel zorg besteden aan alle periodes uit de historie. Daar, waar een keuze tussen een vroegere of een latere fase gemaakt moet worden, per geval overwegen wélke voorrang moet hebben. 2. Niets maken in historische vormen, dat niet al aanwezig is of dat met volstrekte zekerheid bekend is. 3. Materiaal alleen (in de oude vorm) vernieuwen, wanneer het constructief niet meer functioneert en niet inwen dig versterkt kan worden. 4. Toe te voegen elementen als zodanig herkenbaar maken. De aanwezige con tinuïteit van middeleeuwen begin 20e eeuw kan logisch tot heden wor den voortgezet. 5. Incomplete sporen van verdwenen onderdelen niet proberen te voltooien, maar ze wel zoveel mogelijk in het zicht laten. Het is hier niet de plaats om per onderdeel te verantwoorden, waarom in een bepaalde situatie een bepaalde keuze is gemaakt en evenmin om de vondsten gedetailleerd te documente ren. Het is de bedoeling, om in samen werking met de gemeente Groningen een monografietje over dit huis te maken, waarin deze zaken uitvoerig aan de orde komen. We beperken ons hier daarom tot een korte beschrijving van historie, opzet en toekomstig gebruik. Het huis bestaat uit een groot bouw blok van ca. 9 x 17 m, 4 bouwlagen hoog en een kleiner daarachter van twee (hogere) lagen. De zijmuren van het grote blok zijn vermoedelijk 14e- eeuws, de voorgevel zal laat 15e-eeuws of van rond 1500 zijn. Er moet toen ook een derde blok geweest zijn, ach ter het huidige achterhuis, dat in het begin van de 16e eeuw ingebouwd werd tussen het grote blok en dit derde huis, dat zelf vermoedelijk een of twee generaties later werd afgebro ken (maar waarvan de sporen nu weer herkenbaar zijn gemaakt). In deze periode vormden de huidige onderste twee bouwlagen van het grote blok 96 nog samen één grote hal, met een stookplaats in de westelijke zijgevel. Het huis was bewoond door kooplie den uit vooraanstaande Groningse families. In het begin van de 17e eeuw wordt de grote hal door een tussenvloer in tweeën gedeeld. Men woont voorname lijk in het achterhuis, alleen een paar achterruimtes in het voorhuis blijven bij het wonen betrokken. Het is daar aan, dat de voorgevel zijn behoud te danken heeft: men woonde er niet achter en had daardoor minder behoef te aan vernieuwing van de gevel. Ook in Lübeck was mij al eens opgevallen, dat er meer middeleeuwse noordgevels dan zuidgevels bewaard bleven: ook daar „trok" wel de zon! Van omstreeks 1650 tot ca. 1800 bevat het huis een brouwerij. Einde 18e eeuw komt het in dezelfde hand als nr. 26, ten westen van de poort. Het is vermoedelijk in deze periode, dat de kamer boven de poort werd gebouwd. Het huis blijft al die tijd achterin bewoond. Afb. 4. Het interieur van het achter huis na het verwijderen van het board. Zelfs toen was er nog maar weinig te zien: links kwamen behalve het nisje nog andere middeleeuwse elementen te voorschijn, rechts zat een belangrijk restant van een betegelde 18e-eeuwse schouw! (Foto Paul van Vliet.) Afb. 6. De middeleeuwse kap, die d.m.v. polymeerchemische restauratie (Beta) van de aangetaste onderdelen volledig gespaard kon blijven (foto Pe ter Beukema). Onüuisterd In de 19e eeuw wordt het fabriek en pakhuis, rond 1850 is er sprake van lijnkoeken, lijnoliekelders werden in het achtererf aangetroffen. Er komt een groot gebouw achter het achter huis, dat in deze eeuw gesloopt werd. De bewoningsgeschiedenis loopt dan

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 24