De grote invloed die de bestaande
vorm op de nieuwe functie steeds
heeft bezeten maakt het mogelijk de
vorm te hulp te komen op het moment
dat deze het tegen een nieuw en anders
geaard gebruik gaat verliezen.
Monumentenzorg steunt de vorm
Het is de taak van de Monumentenzorg
de bestaande vorm, indien deze van
waarde is, zoveel mogelijk te bescher
men. Het oudste middel hiertoe is het
verlenen van subsidie, waardoor gebou
wen die bouwkundig in niet al te beste
toestand verkeren weer opgeknapt
kunnen worden en bruikbaar gemaakt.
Geen waardevol gebouw zou door
geldgebrek voor een opknapbeurt te
gronde mogen gaan. Telkens als dit
eerste ideaal van de Monumentenzorg
iets dichter bij de verwezenlijking
komt, schuift de inflatie het weer even
ver weg als het steeds geweest is.
Het tweede middel tot behoud van de
bestaande vorm is het beperken van af
braak en wijziging door een vergunnin
genstelsel. Hoewel het aantal gebou
wen dat als monument geregistreerd
staat de laatste jaren zeer toeneemt
kan de doeltreffendheid van dit twee
de middel niet geheel los worden ge
zien van de mogelijkheid tot subsidie
verlening.
Het derde middel tot consolidatie van
de vorm is de inspraak van Monumen
tenzorg in de bestemmingsplannen,
waardoor men ook langs die weg kan
bevorderen dat op bepaalde plaatsen
slechts functies komen die de bestaan
de vormen respecteren en versterken.
Nu hebben deze drie middelen waar
mee men de bestaande vorm kan pro
beren te behouden de eigenaardigheid
dat ze alle drie in dezelfde situaties
goed functioneren en alle drie op de
zelfde momenten geen uitwerking heb
ben. Deze middelen verliezen iedere
kracht als er weinig of geen bestem
mingen zijn die zich aanbieden om de
functieverliezende vorm op te vullen;
zij werken des te beter naarmate de
bestaande vorm meer „gezocht" is.
Bovendien hebben de drie middelen
alle drie dezelfde nadelige bijwerking,
namelijk een zekere verstarring juist
daar waar een grote soepelheid nodig
zou kunnen zijn. Het vinden van een
nieuw gebruik van een oud gebouw is
soms een zeer subtiele zaak waarbij
veel fantasie en offerbereidheid te pas
komen en snel beslisingen genomen
moeten worden.
Twee soorten monumenten
Steeds scherper tekenen zich in het
monumentenbezit twee soorten af.
Veelal worden ze aangeduid als het
grote monument en het kleine monu
ment, waarbij moet worden opgemerkt
84 dat de absolute maten hier niet bepa
lend zijn en de laatste groep gebouwen
bevat die groter zijn dan sommige uit
de eerste. In feite zijn het de gebruiks
mogelijkheden die het verschil bepa
len. De grote monumenten zijn ge
maakt voor een specifieke functie en
kunnen moeilijk een ander gebruik op
vangen, het kleine monument heeft in
dit opzicht veel meer mogelijkheden.
Men kon evengoed spreken van incou
rante en courante monumenten.
De grote monumenten met hun speci
fieke functies waren vroeger gering in
aantal. De laatste eeuw zijn er zeer vele
bijgekomen en zijn zij in vormgeving
steeds sterker gebonden aan een be
paalde bestemming. Doordat de func
ties waarvoor zij gebouwd waren sterk
aan verandering onderhevig zijn, doen
zich bij deze groep steeds grotere pro
blemen voor. Wanneer het al lukt om
voor dergelijke gebouwen een nieuwe
bestemming te vinden dan gaat dit
vaak gepaard met een grote verbou
wing. Hierdoor worden de kosten
maximaal en het behoud minimaal.
Voor de kleinere of meer courante
monumenten bestaat thans veel be
langstelling. Zij zijn in hoofdzaak ge
zocht als woning, maar ook de kleinere
kantoren, winkels en restaurants ko
men als bestemming in aanmerking.
Veel oudere stadsdelen maken een op
leving door waarbij aan de ene kant
2. De gaanderij op de eerste verdieping
van de Lutherse Kerk, uiaar straks
vergaderzaaltjes komen. De grote
Kerkzaal wil het Sonesta Hotel onder
meer benutten voor congressen. Het
ontwerp tot restauratie en herinrich
ting van de kerk is van de broers J. W.
en W. J. Kuipers.
3. Een klein monument, „Het huisje
van Gosler", aan Het Sluisje te Amster
dam. Voor zoiets is toch wel een
bestemming te vinden?
4. De Schinkelkerk aan de Amstelveen-
seweg te Amsterdam, een van de tal-
rijke die haar functie heeft verloren.
een groot beroep op de middelen van
Monumentenzorg wordt gedaan en aan
de andere kant het probleem van de
tolerantie zich voordoet.
Iedere nieuwe bewoningsfase in een
buurt brengt verandering van atmos
feer-bepalende onderdelen met zich
mee. In dit opzicht is het werk aan de
kleinere monumenten vaak moeilijker
dan aan de grote. Bij gebouwen die
nooit van bestemming wisselden, zoals
kerken en stadhuizen is een recon
structie van de architectonisch belang
rijkste periode niet bij voorbaat tot
mislukking gedoemd. Bij de kleinere
en meer courante monumenten ont
staat bij reconstructie al gauw een on
geloofwaardige situatie. Er is vrijwel
geen 17e-eeuws huis dat onveranderd
door de 18e en 19e eeuw gekomen is.
Wanneer we toch doen alsof dit toch
het geval geweest is, wordt misschien
nog niet direct het individuele monu
ment schade gedaan maar wel wordt
het losgemaakt uit zijn omgeving.
Het voortdurende proces van een be
staande vorm die telkens kleine wijzi
gingen ondergaan heeft van elkaar op
volgende bestemmingen moet bij het
kleine monument zichtbaar blijven.
Het heeft in veel gevallen een verzach
tende werking op de architectuur en
vergroot vrijwel steeds het individuele
karakter van het gebouw. Nu is de