Monumentenzorg in het parlement Ir. J.Bardet overleden Bij de behandeling van de begroting van CRM in de Tweede Kamer is van verschillende kanten een aantal kri tische vragen aan minister Van Doorn gesteld over het monumentenbeleid, en is ook een aantal kritische opmerkingen gemaakt. Drs. Van Leijenhorst (CHU) noemde de verhoging van de begrotingspost voor monumentenzorg onmiskenbaar. De minister heeft daarvoor een achttal motieven opgesomd op grond waarvan hij het begrotingsbedrag met f 22 mil joen heeft verhoogd. Maar, aldus drs. Van Leijenhorst, elk van deze motieven rechtvaardigt een verhoging van f 22 miljoen! Dit Kamerlid wees ook op het nog steeds bestaande stuwmeer (restau ratieplannen tot een bedrag van zo'n tweehonderd miljoen). Dat stuwmeer zal moeten worden gedempt, meende drs. Van Leijenhorst. Bovendien, zo vroeg hij zich af: wat komt er nu eigenlijk ten goede aan extra-restaura tie? En: Is het juist, dat in aanmerking nemend de kostenstijgingen, niets van de bestaande achterstand kan worden ingelopen? Het monumentenjaar 1975 wil een mentaliteitsverandering op gang brengen. Deze is broodnodig. Maar: wat is het numerieke effect hiervan op de minister bij de opstelling van zijn vol gende begroting? Goed onderhoud van monumenten kan dure reparaties voorkomen. Waarom wordt bij de toekenning van subsidies ook niet het onderhoud betrokken? Waar ligt trouwens de grens tussen een flinke onderhoudsbeurt en een kleine restauratie? De heer Van Lijenhorst deed verder nog een beroep op de minister het subsidie voor de stichting Monumentenwacht te verhogen, een instelling die duidelijk in een behoefte voorziet. Hetzelfde Kamerlid maakte zich even eens bezorgd over het personeelstekort 70 bij Monumentenzorg, dat tot gevolg zou hebben, dat bepaalde projecten in het kader van de aanvullende werkgele genheid niet kunnen worden uitgevoerd. En hij vroeg de bewindsman tenslotte of de procedure in deze niet te traag is in het samenspel van CRM, Sociale Zaken en lagere overheden. De heer Van Oijen (PvdA) bleek even min sterk onder de indruk van de ver hoging van de begrotingspost voor mo numentenzorg, vooral „als men bedenkt, dat van die verhoging f 14 miljoen no dig is om de kostenstijgingen van reeds gedane toezeggingen op te vangen. Dan rest er niets meer ten behoeve van het opvangen van de enorme achterstand, laat staan dat er nog geld is om voor zieningen te treffen voor een monumen tenbeleid voor de toekomst!" Dat is droevig, aldus de heer Van Oijen. Van deze bewindsman verwachtte hij, dat hij in de loop van de jaren de ontstane geweldige achterstand in de restaura tiesector zal teniet doen. Het was voor dit Kamerlid onaanvaardbaar dat, ter wijl stagnatie optreedt in vele bouwsec toren en tienduizenden bouwvakkers werkloos zijn, in de restauratiesector, waar het werk voor het opscheppen ligt, activiteiten niet kunnen worden ont plooid door met name gebrek aan geld middelen. In dit verband stak de heer Van Oijen een pluim op de hoed van het ministerie van Sociale Zaken, dat veel bijdraagt aan het behoud van mo numenten. Er werken thans ongeveer 4000 vaklieden in de monumenten restauratie. Wanneer alle op grond van de wet daarvoor in aanmerking komen de bouwwerken ook inderdaad in stand zouden worden gehouden, zouden onge veer 10.000 mensen in de restauratiesec tor werk kunnen vinden. De heer Van Oijen wilde van de mi nister verder weten welke plannen deze heeft met de onderhoudssubsidies. Ook dit Kamerlid prees de nuttige rol van de monumentenwacht. Hij betreurde het overigens, dat (nog) geen begin gemaakt kon worden met de beschrijving van buitenplaatsen (door gebrek aan man kracht). Een goede registratie van bui tenplaatsen is mede met het oog op een goed beheer van parken rond de gebou wen van veel belang. Bij een buiten plaats staan landschap en monument met elkaar in nauw verband. Dr. van Dijk (VVD) was het derde Kamerlid, dat zich met de monumen tenzorg bezig hield bij de behandeling van de begroting van CRM. Hij had op dit stuk van zaken drie vragen: 1. Bestaat er een lijst van prioriteiten van te restaureren monumenten en zo ja of zo neen, gaat men bij de opstelling daarvan dan niet al te perfectionistisch te werk? 2. De Rijksdienst voor de Monumenten zorg kampt nog steeds met een grote achterstand. Kan deze dienst rekenen op de volledige steun en belangstelling van deze minister, zeker in dit monu mentenjaar? 3. Hoe is het mogelijk, dat nog steeds niet aan de beschrijving van de zgn. buitenplaatsen is begonnen, terwijl de toezegging daarvoor reeds jaren gele den is gedaan? Kunnen geen part-time krachten of arbeidscontractanten wor den ingeschakeld? Om deze zaak zeker in het jaar 1975 in een zekere versnel ling te brengen? Tot zover hetgeen uit de Tweede Kamer bij de behandeling van de begroting van CRM over monumentenzorg is ge zegd. In het volgende nummer hopen we melding te kunnen maken van het antwoord van minister Van Doorn. v.d. W. Te Utrecht is op 85-jarige leeftijd overleden ir Jean D.M. Bardet die vanaf 1948 tot 1972 ten nauwste betrokken is geweest bij het werk van de Bond Heemschut. In die peri ode was hij zowel lid van het alge meen als het dagelijks bestuur en maakte hij tevens deel uit van de Provinciale Commissie in Utrecht. Ir Bardet heeft altijd een belangrijke en zeer gewaardeerde inbreng gehad in de activiteiten van Heemschut waar bij vooral ook zijn kennis van het Utrechtse opvallend was.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 18