gemeente Kopenhagen voor 1975 een bedrag van zevenhonderdduizend gld. voör dit doel op de begroting staan, ongeacht bijdragen voor rehabilitatie van oude woonwijken. De stad Else- neur - een van de Deense pilot-pro- jecten - draagt jaarlijks 2,2 miljoen bij in de kosten van sanering van de middeleeuwse stadskern. een integraal deel van het landschap wordt beschouwd en die gekenmerkt wordt door vloeiende lijnen en heldere kleuren, is een van de voornaamste taken van het hedendaagse beleid, ge richt op instandhouding. Koninklijke architectuur Vanzelfsprekend hebben duizend jaar koninklijke regering belangrijke in vloed uitgeoefend op de architectuur geschiedenis van het land. Koning Christiaan IV (1588-1644) spande zich in het bijzonder in om zijn land te verrijken met architectonische juwelen. Zelf werd hij als een toegewij de en bekwame amateur op het gebied van de bouwkunst beschouwd. Maar voor het tot stand brengen van belang rijke bouwwerken maakte hij gebruik van Hollandse bouwmeesters, zoals de familie Steenwinckel. Hij gaf ze de vrije hand in het scheppen van wat waarschijnlijk sommige van de meest monumentale voorbeelden zijn van de Hollandse geïnspireerde renaissance: kasteel Frederiksborg in Noord-See- land, de Beurs en het kasteel Rosenborg te Kopenhagen. Wettelijke monumentenbesche'rming De eerste wet tot instandhouding van gebouwen (monumenten) dateert van 1918. Deze wet voorziet in het opstel len van lijsten tot behoud van bouw werken, en wel in twee klassen: A en B. Wordt een gebouw tot de A-klasse gerekend, dan omvat de bescherming het totale bouwwerk; de B-klasse, om vat bescherming van de buitengevel. Deze wet èn de wet tot bescherming van de natuur waren de eerste instru menten om ongewenste ontwikkelingen in de stad en op het platteland tegen te gaan. Tot dan heerste er de wet van de jungle. Toch waren het ontoereikende instrumenten. De wet tot behoud van gebouwen heeft sinds de totstandko ming in 1918 maar weinig wijzigingen ondergaan, maar ze is wel aangevuld met andere wetten. Op grond van de wet van 1918 - nog altijd de belang rijkste wanneer het op bescherming aankomt - zijn thans ca. 3000 gebou- wen beschermd, waarvan meer dan vijfhonderd in klasse A. Er is een Raad voor historische gebou wen, voorgezeten door de rijks-oud heidkundige. Deze raad beschikt over een eigen technische staf en houdt toe zicht op de beschermde gebouwen. Bo vendien heeft de raad de bevoegdheid nog niet onder de wet vallende gebou wen bij de minister voor het milieu 52 voor te dragen om op de lijst te worden geplaatst. Alle werkzaamheden aan beschermde gebouwen, die niet gere kend kunnen worden tot normaal on derhoud, moeten bij de raad worden aangemeld en kunnen alleen met toestemming van de raad worden uit gevoerd. De raad kan hiervoor subsidie verlenen. Blijft een eigenaar van een beschermd gebouw in gebreke gehoor te geven aan aanbevelingen van de raad met betrekking tot de instandhou ding, of als de éigenaar toestemming vraagt voor afbraak, dan is de minister bevoegd het gebouw ten behoeve van de Staat aan te kopen. Op die manier 4 Kerkelijke architectuur Het overgrote deel van de kerkelijke gebouwen is eigendom van de Lutherse Staatskerk. Echter is de vrijheid van de Deense staatskerk om veranderingen 33STï<3Kr heeft een eigenaar de mogelijkheid de Staat te „blackmailen", d.w.z. te dwin gen tot aankoop in het geval hij zelf zijn beschermd bezit niet wenst in stand te houden. Deze mogelijkheid, waarvan in de praktijk slechts zeer zelden gebruik is gemaakt, zal waarschijnlijk verdwijnen bij de voor genomen herziening van de wet. Voor 1975 heeft de Raad voor histo rische gebouwen voor subsidiedoelein den een bedrag van 1,1 miljoen ter beschikking. Voor instandhouding en restauratie van oude gebouwen van historische betekenis in staatseigendom (waaronder de koninklijke kastelen) wordt jaarlijks ongeveer 6,5 miljoen uitgetrokken. Het totaal van de ge meentelijke bijdragen in de monumen tenzorg kan geraamd worden op onge veer de helft van het staatsbudget. Een aantal gemeenten subsidieert overigens ook het onderhoud van historische ge bouwen in particulier bezit. Zo heeft de aan te brengen in haar gebouwen van historisch-architectonische waarde, zeer beperkt. Op dit stuk van zaken staat de Staatskerk onder streng toezicht van de commissie voor historische kerken, wel ke commissie op haar beurt ressorteert onder het Nationaal Museum. Het mi nisterie voor kerkelijke aangelegenhe den trekt elk jaar een bedrag uit voor restauratie van historische gebouwen, die aan de Staatskerk toebehoren. Voor 1975 is daarvoor 4,2 miljoen beschik baar. Het probleem van leegstaande kerken, zoals men dat bijv. in Amsterdam kent, heeft zich in Denemarken tot nu toe niet in die mate voorgedaan. Bij één enkel geval in het centrum van Kopen hagen heeft de Staat de verantwoor delijkheid voor de instandhouding van het kerkgebouw op zich genomen. De wet op bescherming van gebouwen heeft uitsluitend betrekking op het op

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1975 | | pagina 18