8
typeert de verandering in denken."
Restauraties
Het is tegenwoordig uitermate moeilijk
voor een stad en zeker voor een stad
van het formaat Middelburg om twee
zeer grote projecten tegelijk onder han
den te hebben. De herbouw was in Mid
delburg lange tijd primair. Daar gingen
energie en geld naar toe. Logisch. Het
gevolg was evenwel dat het restauratie
werk achterbleef. Er gebeurde wel wat,
maar dé grote injectie kwam pas een jaar
of zes geleden. Middelburg had daarbij,
gezien zijn opstelling vlak na het bom
bardement al, het „voordeel" (als dat te
meten zou zijn) dat het wist wat het
wilde. Het wilde (wil) het monument.
Het wil dat profiel, die kleur, dat dak.
Het wil ook die beuk die, pronkend in
een achtertuin, tot de onmisbare entou
rage behoort. Inderdaad, ze zijn in de
goede betekenis van het woord zuinig
in Middelburg. Zuinig ook op het detail.
De leidraad voor denken en doen ligt in
de Restauratienota van 1969. Daarin is
vervat een inventarisatie van de staat
waarin, op dat moment, de monumenten
verkeren. Daarvoor golden vier criteria:
goed, redelijk, slecht en zeer slecht. In
totaal werden door de afdeling van stads
architect Snoey 957 panden beoordeeld,
waarvan er 104 de kwalificatie van
„slecht" en „zeer slecht" kregen. Daar
waren 23 krepeergevallen bij. Daarnaast
waren er 245 panden die binnen afzien
bare tijd om restauratie vroegen. Er
waren 608 panden die geen problemen
opleverden. Met andere woorden: er viel
(valt) in het monumentale Middelburg
heel wat te doen. Zeker ook op finan
cieel gebied, want met een zo omvangrijk
herstel zijn uiteraard vele miljoenen
gemoeid.
Hét is Middelburg er zeer duidelijk om te
doen om via al dat restauratiewerk de
functies van z'n oude binnenstad te ver
sterken. Zeker ook de functie van het
wonen. Dit is voor de stad zo vanzelf
sprekend, dat het in het gesprek met ir.
Snoey nauwelijks ter sprake komt.
Natuurlijk, er wordt gewoond en er dient
gewoond te worden. In een nota „Woon
functie binnenstad Middelburg" van april
van dit jaar wordt dit element nog eens
extra onderlijnd. Daaruit blijkt dat in de
laatste anderhalve eeuw de verandering
in functie van panden in het centrum
zeer geleidelijk is gegaan, waardoor het
wonen in de binnenstad niet zo sterk is
afgezwakt als in andere stadscentra.
Gelet op de gemiddelde woningbezetting
is de laatste jaren het aantal inwoners in
oud-Middelburg vrijwel stabiel.
Niettemin is er sprake geweest van een
sterke teruggang. De nota zet die op
naam van de sanering die in de laatste
twaalf jaar heeft geleid tot de sloop van
pak weg 480 woningen en het onbe
woonbaar verklaren van 40 stuks. Van
daag de dag evenwel is er in het wonen in
de oude stad een duidelijke ombuiging
ten goede. Het stadsbestuur zegt daar
over: „Elke straat en elk huis in de bin
nenstad heeft een eigen karakter. De ver
gelijking met vele na-oorlogse stedelijke
buitenwijken valt in dit opzicht ten
gunste van de 17e en 18e-eeuwse (restau-
ratie)panden uit." Of zoals stadsarchitect
Snoey het uitdrukt: „Ze staan te drin
gen. Vooral de jongeren. Vaak ook doen
ze zelf al leuke dingen met oude huis
jes." Het stadsbestuur signaleert echter
ook remmingen en dan vooral in de vrees
voor: Een onevenredig hoge investering,
de hoge eisen van de Rijksdienst voorde
Monumentenzorg, het lange wachten op
de subsidies, het achterblijven van stede-
bouwkundige voorzieningen zoals par
keerruimte en het minder gunstige woon
klimaat (vooral voor kinderen).
Projecten
Hét visitekaartje van Middelburg is de
Spanjaardstraat. Ir. Snoey vertelt: „Daar
zijn we het grote, werk begonnen, nu
zo'n jaar of vijf geleden. Incidenteel
waren er, verspreid over de hele binnen
stad, al restauraties uitgevoerd maar de
Spanjaardstraat was het eerste, grote
complex dat in één keer werd aangepakt.
Het zag er daar erg triest uit. Een bouw
val. Er waren ook maar tien huizen meer
bewoond, en het was niet moeilijk om de
bewon.ers uit die oude huizen te krij
gen." Hoe is de gemeente dan wel te
werk gegaan? Wel, zij heeft de zestig
panden in de Spanjaardstraat en in de
aansluitende Spuistraat (te zamen het
complex) met een flinke hap achterlig
gende grond opgekocht,
Ir. Snoey: „Het is in feite jammer dat je
als gemeente in een geval als dit moet
.wachten' op een stuk verkrotting. Maar
het scheelt, zeker als het gaat om zoveel
panden, wel heel wat in de koopprijs.
Dat we achter de huizen een flink terrein
in handen kregen, had het voordeel dat
we opnieuw konden verkavelen." Dat
was wel nodig ook, want achter de
woningen was het een grote warboel. Het
ene huis had nog wel een (grote) tuin,
het andere 'had slechts een benauwd bin
nenplaatsje. Uit een oogpunt van ver
koopbaarheid was het herinrichten van
achtertuinen een eis, maar tegelijk kon
het beschikbaar hebben van de grond
worden uitgebuit om de panden aan de
achterzijde te ontsluiten. Dat is gedaan
in de vorm van in oude stijl bestrate
paden, met daaraan tuinmuren en aange
paste autoboxen (met kap!