Boekbesprekingen
Gevel- en stiepel-
tekens
West-Frieslands Oud en
IMieuw.
Blijf uit onze buurt
De Bilt in beeld.
De lusthof Het Loo.
Eerlijk gezegd intrigeerde ons meer het
tweede deel van de titel van dit fors uit
gevoerde boek, dat tot stand kwam on
der auspiciën van de Jan Jansstichting,
documentatiecentrum voor Oostneder
landse bouwkunst. We achten het niet
uitgesloten, dat we niet de enigen zijn,
die met dat woord „stiepeltekens" wat
moeite hebben. In elk geval was aan
stonds onze nieuwsgierigheid gewekt,
maar die werd in de inleiding niet be
vredigd. Daarvoor moesten we tot ver
over de helft van het boek geraken, al
vorens de verklaring te vinden. De auteur
was zich achteraf blijkbaar bewust
van de mogelijke onwetendheid bij velen
als hij op blz. 107 schrijft: „Het woord
.stiepel' klinkt voor een Amsterdammer
of Utrechtenaar wat vreemd." We gelo
ven, dat dit vreemdklinken bij andere
provincie-bewoners waarschijnlijk even
eens het geval zal zijn, met uitzondering
dan wellicht in oostelijk Nederland. Maar
goed, de verklaring van het woord
„stiepel" luidt, dat het een ambachtelijk
uitgevoerde stutpaal is, een van een
zinnebeeld voorziene stutpaal, in de oos
telijke grensstreek gemeengoed. En we
lezen dan dat de oudste vorm van het
stiepelteken het ingekerfde maalkruis is,
dat in 1717 op een stiepel bij een kloos
terboerderij van Frenswegen werd toege
past. Al gauw kreeg het teken éen zand
loperachtige vorm. H. Hagens verklaart
het stiepelteken als symbool van bezit,
vrijheid en privacy, dat de huisvrede
garandeert en de woonruimte omsluit.
Bij deze verklaring mist de auteur toch
wel het onheilafwerende element. Als
Hagens in dit teken een oud runeteken
wil zien, en zelfs de naam „odal" of
„ethel" (vrij-zijn, bezitter-zijn), gaat hij
naar 's schrijvers smaak te ver. De verbin
ding met het Germaanse verleden is niet
te bewijzen, al stond in „Eeuwig leven
de tekens" (1941) te lezen over de
Twentse stiepel: „De Odalrune houdt
verband met de begrippen edel en adel
en is een teeken, dat de gehechtheid van
den boer aan zijn grond tot uitdrukking
brengt." En de auteur vervolgt dan:
„Een stukje ,Blut und Boden' uit de
bezettingstijd! Persoonlijk ziet de
schrijver het echter zo, dat dit onheil-
afwerende teken, dat in laatmiddeleeuw
se stadsmuren (Elburg) en 'kerken (Bor-
culo, Borken, Doesburg) werd ingemet
seld om kwade invloeden te verjagen,
samenhangt met het stiepelteken. Sinds
de 19e eeuw werd het stiepelteken ge
schilderd, wordt het versierende element
groter en gaat de functie als „Bescher
mer" ontbreken. De fraaie tekeningen
van de in 1963 overleden architect en
tekenaar Jan Jans, de vader van de schrij
ver van dit boek, Everhard Jans, tonen
hoe rijk de fantasie van de stiepelmakers
is geweest. En dit geldt evenzeer voor de
tekeningen van de geveltekens met paar-
dekopmotieven, donderbezemvormen,
katholieke en protestantse geveltekens
en uileborden, begrippen, die in de vlot
geschreven tekst van de zoon uitvoerig
verklaring vinden. Een stuk materiële en
geestelijke volkskunst, waarvan de func
tie tot volksgeloof is terug te voeren.
Hoewel dit boek een losstaand geheel
vormt, lijkt kennisneming van het eerder
van Jan Jans verschenen boek „Landelij
ke bouwkunst in Oost-Nederland" een
nuttige, maar ook leerzame bezigheid.
Gevel- en stiepeltekens is voorzien van
een uitvoerige literatuuropgave en van
een korte samenvatting in het Duits en
Engels. (Uitgeversmij. Van der Loeff
B.V., Enschede.)
v. d. W.
Verschenen is de 40ste bundel van het
historisch genootschap „Oud West-Fries
land". Behalve een aantal geschiedkundi
ge onderwerpen, bevat dit goed uitge
voerde boekwerkje opstellen o.m. over
de gebouwen van het Sint Pietershof in
Hoorn, en de schansen te Schoorldam en
Krabbendam. Peter Smit verrast met een
opstel over kantklossen in Wijdenes, een
nauwelijks commerciële bezigheid in dit
dorp, waarvan terecht wordt veronder
steld, dat hierover weinig bekend is.
v. d. W.
De titel van dit boekje meer nog een
pamflet geeft aanstonds de bedoeling
weer. Het wil de aandacht vestigen op de
veranderingen, die in het gebied van de
Westelijke Eilanden en de Haarlemmer
houttuinen in Amsterdam optreden. Het
wil volgens de inleiding laten zien hoe in
oude stadswijken de belangen van bewo
ners in botsing komen met bestemmings
plannen, zoals die door stadsbestuurders
tot voor kort v. d. W.) wenselijk wer
den geacht. Het boekje de aanduiding
boek doet geen recht aan de werkelijk
heid vormde een project, dat Muriel
Agsteribbe uitvoerde voor de Faculteit
Visuele Communicatie van de Rijksaca
demie van Beeldende Kunsten te Amster
dam. De tekst is kort; de nadruk valt op
de foto's, merendeels van goede kwali
teit. Met Agsteribbe en vele anderen kan
men het eens zijn, dat de Amsterdamse
plannenmakers inderdaad weinig eerbied
tonen voor het historisch gegroeide.
Maar wie niet bekend is in deze Amster
damse buurten, zullen de foto's toch wel
erg duidelijk maken dat de kwaliteit van
de huizen alles te wensen overlaat. Bot
sende belangen? Ja, voor zover het de
oprichting van moderne kantoorge
bouwen) betreft en de aanleg van een
brede verkeersbaan. Maar de zorg van de
stadsbestuurders voor de verkrotting is
toch niet ten onrechte.
v.d.W.
In opdracht van het gemeentebestuur
van De Bilt maakte de Amsterdamse
kunstenaar W. G. Hofker een aantal
fraaie tekeningen van architectonisch,
historisch waardevolle huizen, buiten
plaatsen e.d. in deze Utrechtse gemeente.
Mr. H. P. Damsté, oud-gemeente-secreta-
ris, die al eerder historische publikaties
het licht liet zien, schreef er een prettig
leesbare tekst bij, die de historische ach
tergronden geeft, maar waarin kritiek
niet wordt gespaard. Het gemeentebe
stuur van De Bilt deed er goed aan tot
deze uitgave te besluiten. Er valt daar
heel wat te genieten, waaraan velen ach
teloos, voortsnellend over de nabijgele
gen autoweg, voorbij gaan.
v. d. W.
Ook zonder de mooie prent op het bui
tenblad weet iedere Nederlander wat met
de titel wordt bedoeld.
Het is niet de eerste maal, dat er over het
voormalige paleis nabij Apeldoorn is ge
schreven; het laatste woord zal er trou
wens ook nog niet over zijn gezegd. Maar
de voor ons liggende publikatie is wel
van heel bijzondere aard. Immers het is
een vertaling uit het Engels; dè oorspron- 115