Met het oog
op onderweg
„In dit dorpse stadje (Haastrecht) staat
één groot huis, uit de tweede helft van
de 19e eeuw, met de allure van een def
tig landhuis. Het blijkt een museum,
maar men moet er wel aanbellen. Achter
de statige voordeur staat de tijd stil, Al
sinds 1923, toen de vrouw wier vader dit
huis tussen 1874 en 1877 had laten
bouwen, overleed. Sinds die tijd is er,
zoals zij in haar testament had bepaald,
niets in veranderd; het is een verstilde
herinnering, een mausoleum voor haar
zelf en haar familie. Zij was de laatste
telg uit een regentenfamilie, die geduren
de drie eeuwen burgemeesters aan het
stadje had geleverd. Een vrouw, die haar
afstamming met zich meezeulde alsof ze
een vorstin was. Ze leefde en stierf te
midden van de kostbare familiestukken
en de portretten van haar welgedane
voorouders, die de bezoeker in alle smet
teloos onderhouden kamers aanstaren.
Behalve de collectie voornamelijk Hol
landse antieke meubelen uit de 17e, 18e
en 19e eeuw, en het fraaie zilver en
porselein biedt dit museum ook een blik
in het leven van een vrouw, die tot haar
dood toe in een koets reed, weigerde
elektriciteit in haar huis te laten aanbren
gen, schrijlings sliep in haar 18e-eeuwse
hemelbed dat te klein was öm in te
liggen en bonnen maakte voor de
Haastrechtse armen. Ze schreef die bon
nen, voor koffie, boter en suiker uit
zuinigheid op doorgescheurde huwelijks
aankondigingen. Ze had dit distributie
systeem bedacht omdat ze geen geld
wilde geven. Daarvoor zou toch maar
drank worden gekocht. In de prachtige
overtuin, die nu door de drukke weg
naar Utrecht van het huis wordt geschei
den, ligt ze begraven, samen met haar
man. Ook voor hun dieren de paarden,
de hond is er een klein kerkhofje. In
het museum bevindt zich een zeldzaam
Oranje-servies' uit het eind van de 18e
eeuw, met de portretten van de verban
nen stadhouder Willem V en zijn echtge
note, Wilhelmina van Pruisen."
Hans en Parkie
„In 1795, toen de Republiek der Ver
enigde Nederlanden zich uitriep tot
Bataafse Republiek, werd Het Loo ver
beurd verklaard. Er werden soldaten
ingekwartierd, en men verkocht de kost
bare dieren uit de diergaarde die Willem
III en zijn opvolgers altijd hadden gehou
den in Het Oude Loo. Alleen twee zeld
zame Bengaalse olifanten, geschenk van
de Oost-Indische Compagnie aan stad
houder Willem V, mochten op het kas
teeltje blijven. Dit tot vermaak van de
Franse troepen, die hier na de verovering
van de Nederlanden hun intrek namen.
Hans en Parkie ontkwamen op het nip
pertje aan de slacht: een van de Franse
generaals wilde weieens proeven hoe
olifantenvlees smaakte, maar dat ging de
rest van het gezelschap toch te ver. Hans
en Parkie werden op transport gesteld
naar Parijs en als oorlogstrofeeën in
triomf de stad binnengevoerd. In de Jar-
din des Plantes waren de reusachtige
dieren jarenlang een attractie voor de
Parijzenaren."
Cunera gewurgd
„De toren van de Sint Cunerakerk
(Rhenen) werd in de oorlog zwaar ge
havend. Maar gaaf was deze grootse
schepping in Utrechts gotische stijl al
niet meer na een verwoestende brand in
1897. Na de oorlog zijn kerk en toren
herbouwd en gerestaureerd. De kostbare
kerk kon in het kleine Rhenen worden
gebouwd met het geld van vrome pel
grims, die hier de heilige Cunera kwamen
vereren. Cunera was een Schotse
koningsdochter, die in het jaar 337 met
11.000 maagden ter bedevaart naar
Rome trok. Op hun terugtocht werden
ze bij Keulen door woeste heidenen ver
moord. Cunera wist te ontsnappen en
kwam in Rhenen terecht bij de Fran
kische koning Haymo. In de wijde
omtrek maakte zij zich geliefd door haar
hulp aan wie haar nodig had. Zij was
koning Haymo niet onwelgevallig en dat
wekte de haat van zijn echtgenote, die
Cunera op een kwade dag wurgde met
haar sluier. De koningin pleegde uit
wroeging over haar daad zelfmoord en de
koning liet boven het graf van zijn gelief
de Cunera een kapel bouwen, waar won
derkracht van bleek uit te gaan."
Dit zijn drie citaten uit „Met het oog op
onderweg": een tocht in woord en beeld
langs monumenten in Nederland, ge
schreven door Noortje de Roy van Zuy-
dewijn, met medewerking van prof. dr.
C. A. van Swigchem, als architectuur-
historicus verbonden aan de Rijksdienst
voor de Monumentenzorg. Het eerste
exemplaar van het boek, dat in juni jl. als
Boek van de Maand verkrijgbaar was,
werd aan Prins Claus in zijn functie van
ere-voorzitter van de Stichting Nationaal
"Comité Monumentenjaar 1975, over
handigd.
De drie citaten geven een indruk van de
wijze, waarop Noortje de Roy van
Zuydewijn haar stof heeft behandeld.
Het is geen zwaarwichtige kunsthisto
rische verhandeling; evenmin een toeris
tische gids met voorgeschreven routes.
Maar het is wel een verzameling boeiende
verhalen over de rijkdom aan monumen
ten in ons gehele land. Het opent de
ogen voor veel, waaraan anders min of
meer achteloos voorbij wordt gegaan.
Het verschaft in een vlot geschreven stijl
heel veel informatie over historische
achtergronden en architectonische bij
zonderheden. Achterin het boek, dat
ruim van illustraties is voorzien, bevindt
zich een kort overzicht van de bouwstij
len in Nederland, met plattegronden en
verklaringen van veel voorkomende be
grippen, zoals absis, kalf, rondeel en
stolpboerderij. Een register van plaats
namen maakt het boek nog meer toe
gankelijk, terwijl er ook nog zeven losse
kaarten zijn toegevoegd. Het is een uit
gave van P. N. van Kampen en Zoon,
Amsterdam en kost thans f22,50 in de
boekhandel.
Aan een lunch, waaraan Prins Claus mede
aanzat, heeft dr. F. H. M. Grapperhaus,
voorzitter van het Nationaal Comité
M'75 het boek aan de pers aangeboden
en daarbij in een korte toespraak de
doelstellingen van het monumentenjaar
uiteengezet.
Het boek is dit als slotopmerking
naar het ons voorkomt met grote nauw
gezetheid geschreven; niettemin troffen
we één onnauwkeurigheid aan: de Grote
Kerk en het Oude Stadhuis in Den Haag
staan niet aan de Grote Markt, maar
resp. aan de Riviervismarkt en de Groen
markt.
v. d. W.