Foto 1Station Middelburg
Foto 2: Station Den Dolder, markant
door de boombeplanting
stuk: was voor een station een te klein
type gekozen, dan werd uitbreiding
meestal gezocht in de door hun eento
nige compositie makkelijk te verlengen
zijvleugels. Na 1880 ontwikkelden
zich, voornamelijk bij de grote stations
van bekende, in de modieuze bouwstijlen
werkende architecten, nieuwe vormen en
een grotere individualiteit, maar verstar
de de architectuur van de kleine stations
vaak in een vasthouden aan de traditio
nele hoofdvormen.
Bij de huidige keuze zijn de voornaamste
typen karakteristieke exemplaren aange
wezen. Uit de eerste periode is de Staats
spoor vertegenwoordigd door de stations
van Zwolle (klasse I, 1863) en Middel
burg (+.1872), ieder met zeer langgerek
te zijvleugels, Harlingen 1863,
klasse III), Oisterwijk 1865, klas
se IV) en Vught 1868, met aan de
spoorlijn parallel lopende bomenlaan,
een typisch element bij deze oudere
kleine stations). Van de rijker gedetail
leerde stations van de Centraalspoor zijn
het buiten gebruik zijnde oude station
van Amersfoort en het stationnetje van
Hulshorst opgenomen (beide +.1863).
De Hollandse Spoor leverde het zeer sta
tige station Utrecht Maliebaan (1874,
thans Spoorwegmuseum) en het villa
achtige station Baarn (1874, mede op
koninklijk gebruik ontworpen). Uit de
tweede periode werden aangewezen het
Groningse hoofdstation, een virtuoze
individuele schepping van I. Gosschalk in
een mengsel van gotische- en renaissance-
vormen (1895—1898) en als tegenpolen
de uit 1884 daterende stations van
Hoorn (in renaissancevormen opgetrok
ken, maar qua type met zijn lange zij
vleugels geheel bij de vorige periode aan
sluitend) en Appingedam (traditioneel en
pretentieloos). De romantisch- schilder
achtige compositie en indeling bij som
mige stations uit de decennia rond 1900
is vertegenwoordigd door die van Box
meer (aan een lijn uit 1883 maar ogen
schijnlijk veel later gebouwd) en Meers-
sen (1901), de conservatieve richting uit
die tijd door Ede-Centrum (1902) en de
allerkleinste stationnetjes door dat van
Soestdijk (1898 door J. F. Klinkhamer,
met vermoedelijk koninklijke perronlui-
fel).
Ten slotte is de omstreeks 1900 opge
komen moderne, niet meer op oude stij
len geïnspireerde bouwtrant vertegen
woordigd door het station van Haarlem
(1908 door D. A. N. Margadant) met zijn
toen gangbare enorme ingangshal, gegla
zuurde baksteenwanden, tegeltableaus
en interessante overkapping, en door het
eenvoudige station van Den Dolder
(1914)-met zijn mooie rij kastanjes op
het perron. Dit gebouw vertegenwoor
digt tevens de categorie „eilandstations",
d.w.z. stations waarvan de gehele bebou
wing op een perron tussen de sporen is
gelegen.
Foto 3: interieur Station Den Dolder,
thans beschermd
Foto's: Rijksd. v. d. Mon. zorg
77