Project de Pinto op gang De geschiedenis van een uitputtingsstrijd De 14e januari 1953 mochten de besturen van de vier „oudheidkundige verenigingen": Amstelodamum, Heemschut, „Hendrick de Keyser" en het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap, in de onverwarmde Zuiderkerk de plannen bekijken die de dienst P.W. had ontworpen voor het Nieuw- marktgebied. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was inmiddels gesloten, het wederopbouwplan zou een paar weken later in de gemeenteraad komen. Niemand hoefde er aan te twijfelen dat het plan zonder serieuze kritiek zou worden aanvaard. De afdeling Stadsontwikke ling van P.W. had nu eenmaal een grote naam, gebaseerd op het twintig jaar oude Algemeen Uitbreidingsplan dat tot buiten de grenzen waardering had ontmoet en dat, na de onderbreking van de oorlogsjaren, volop in uitvoe ring was. In snel tempo moesten de uitbreidingsplannen voor de nieuwe tuinsteden worden gereedgemaakt. Intussen vroeg ook de oude stad aan dacht. De wederopbouwwet bood de mogelijkheid om voor het herstel van indirecte oorlogsschade, zoals het slopen van huizen voor brandhout in de honger winter, rijksbijdragen te verkrijgen. Een reeks wederopbouwplannen werd ont worpen, voor de Oostelijke en Westelijke eilanden, de Weesperstraat, de Joden- breestraat en omgeving en ten slotte voor de Nieuwmarktbuurt, de oude Lastage. Die plannen beoogden iets anders dan herstel van wat er vroeger had gestaan. De gelegenheid bestond nu de getroffen buurten te „verbeteren", d.w.z. aan te passen aan de eisen van de moderne tijd. Die eisen waren duidelijk: bereikbaar heid voor het autoverkeer, en gunstige mogelijkheden voor schaal-vergrotende bedrijfsbebouwing. De toelichting op het plan, gedateerd 9 januari 1953, zet het een 'en ander helder uiteen. Wij lezen daar dat het een wijk betreft met een slechte verkaveling, een ongunstig stra- tenbeloop, een onbevredigend straten- beeld en onvoldoende parkeergelegen heid. Daarom moest de gehele 'wijk in een grondige herziening worden betrok ken. Twijfel De bestuurders van de oudheidkundige verenigingen, die in de steenkoude kerk naar de kaarten en maquettes stonden te kijken, hadden het gevoel dat er aan het zelfverzekerde verhaal toch iets ontbrak. Zij stelden een bezwaarschrift pp, dat, hoe voorzichtig en beleefd ook geformu leerd, twijfel uitte aan de noodzaak van zó drastische slopingen. Als de grote ver keersweg, die de ruggegraat van het plan vormde, dan komen moest aan een oordeel daarover waagden de adressanten zich niet, (zó algemeen was toen nog het' geloof in de prioriteit van het verkeer) dan zou de uitwerking, zo meenden zij, toch wel enige rekening kunnen houden met de omstandigheid dat de Lastage een waardevolle oude buurt was, met veel monumenten en een karakteristieke aan leg. Zij vroegen een nieuw plan, waarbij de gevelwand van de Nieuwmarkt behouden zou blijven,, evenals een deel van de waaiervormig op de Nieuwmarkt toe lopende straatjes, waarbij de Snoekjes gracht niet vergraven hoefde te worden, en het hoekblok aan de oostzijde, met het huis de Pinto als middelpunt, intact kon blijven. Dat het adres meer zou opleveren dan een vage toezegging om enkele onder delen bij de uitwerking nog eens nader te bekijken, stond bij voorbaat vast. Het woord „inspraak" was nog niet uitgevon den de vraag of dit begrip veel meer heeft opgeleverd dan eindeloos gepraat over reeds besliste zaken nu buiten be schouwing latend en de stem van de oudheidkundige verenigingen gold als een museumachtig geluid dat geen ge wicht in de schaal kon leggen tegenover Zo zag huis de Pinto er tot voor kort uit

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2023 | 1974 | | pagina 21