De Dubbele Arend De Friese Zuidwesthoek Watertorens De Oude Kerk te Delft, gedurende de middeleeuwen Er staat geen gevel aan een van de Amsterdamse grachten of er zit een ver haal achter. Meestal is het een boeiend verhaal, gewoon omdat het gaat om men sen mensen die er gelééfd hebben. Nu is er, in de lange rij van werken die we al kennen, weer eens zo'n verhaal versche nen, van de hand van dr. W. Ph. Coolhaas en opgetekend in een boek dat de titel Het Huis „De Dubbele Arend" draagt. Dit huis staat aan de Keizersgracht 141 en heet tegenwoordig „Van Riebeeck- huis". Eigenaresse is dan ook de Vereeni- ging „Zuid-Afrikaansche Stichting Moederland". Deze instelling zetelt er nu vijftig jaar en heeft die gelegenheid aan gegrepen de historie van het pand in boekvorm te laten vastleggen. Of beter gezegd: het is (alweer) een brok beschrij ving van de mensen die sinds het begin van de 17e eeuw de bouwtijd het huis tot leven hebben gewekt. Tot hen behoorden mannen als Nicolaes Hasse- laer, Laurens Reael, Jacques Specx en (veel later) dr. Henricus Fabius. De auteur beschrijft al die. bewoners van de Keizersgracht 141 niet alleen van de ene viel trouwens heel wat meer te ach terhalen dan van sommige anderen hij plaatst hen tegelijk in het licht van de tijd waarin zij hebben geleefd. Juist dat maakt zijn boek tot een boeiend stuk ge schiedschrijving. „De Dubbele Arend" is niet direct een indrukwekkend grachten huis, maar er komen wél allerlei interes sante draden bijeen. GW De journalist S. J. van der Molen, die al enige boeken op zijn naam heeft staan, heeft nu een ca. 150 bladz. tellend werkje geschreven over een karakteris tiek deel van Friesland. Het boekje laat blijken hoe groot de kennis en de liefde van de schrijver van en voor de Zuidwest hoek zijn. Hij graaft vrij diep in de boeiende geschiedenis, waarin we nogal wat namen tegenkomen, die ook bij de „Hollanders" zeer wel bekend zijn, want zo bodemverbonden zijn de Friezen nou ook weer niet, noch in het verleden noch in het heden, dat ze soms niet de lust tot trekken hadden. Van der Molen vertelt over het landschap, over de mensen en hun taal, de monumenten, de meren, de flora en de fauna en de musea. Hij blijkt er veel studie aan vooraf te hebben laten gaan, gezien de lange lijst van literatuur, die hij heeft geraadpleegd. Onze lezers zullen vooral ook gei'nteresseerd zijn in het restauratie-werk, dat in dit deel van Friesland is verricht. Vele, vaak heel mooie foto's verhogen de waarde van de tekst, die overigens een beetje schools aandoet. Triangelreeks; uitg. Knoop en Niemeijer. v. d. W. - i De watertoren van Schoonhoven Met de, vooral oude, watertorens in Nederland is het eigenlijk wat wonderlijk gesteld. Ze zijn er (nog) wel en klein van formaat zijn ze over het algemeen be paald ook niet, maar je ziét ze niet. Wel, als het daar om gaat, werkt een boek als „Watertorens in Nederland" bijzonder verhelderend. Je krijgt er opeens kijk op, oog voor. Als gids treedt hierbij op Pauline Houwink, bijgestaan door Sjoerd de Jong. Zij maakten op elkaar aanslui tende kandidaatsscripties voor het Kunsthistorisch Instituut te Amsterdam en uit die studies componeerde Pauline Houwink haar boek. Daarmee is baanbre kend werk verzet, want een publikatie over de watertorens bestond er tot nu toe nog helemaal niet. Prof. dr. C. J. A. C. Peeters, die beide studenten bij hun onderzoek begeleidde en een „Ten Ge leide" voor het boek schreef, verklaart dit met: „De watertorens zijn te laag in rangorde om onderwerp van discussie te zijn, hoewel ze vaak zo hoog zijn dat zij grote invloed uitoefenen op het stads beeld of het landschap." Als dat laatste waar is (en wie zou willen ontkennen dat het anders ligt), waarom dan vallen die watertorens zo weinig op? Een verkla ring daarvoor zou kunnen liggen in het feit, dat de bouwers (die primair een utiliteitswerk, een drinkwatervoorziening dienden te leveren) er toch qua vorm heel aardig in geslaagd zijn aansluiting bij het stads- en landschapsbeeld te vinden. Dat lukte natuurlijk niet altijd. Naast de passende, pittoreske torens (het boek beslaat de periode 1856—1915) zijn er ook aanstotelijke monsters gebouwd. Om prof. Peeters nogmaals te citeren: „De bouw van een watertoren is in de negentiende eeuw een opdracht geweest, waarvoor de ontwerper een boeiende, in hoofdvorm wellicht stereotype, in detail oorspronkelijke oplossing gevonden heeft. Door hun situering, erfbeplanting, markante contour, door hun bewust uit gebeelde betekenis als monument ter ere van nieuw verworven gezondheid, ver heven werktuig voor zuiver drink- en waswater, verdienen de watertorens van ons land alle sympathie en eerbied." In het algemeen geslaagd dus, de bouw van de oude torens. Dat wel. Men kan zich er zelf een beeld van vormen want het boek „Watertorens in Nederland", dat veel informatie biedt, bevat daarnaast een uit gebreide serie foto's (ze beslaan de helft van de uitgave). „Watertorens in Neder land", uitgeverij Heuff te Nieuwkoop. Prijs f 14,50. GW De schrijver van dit boek: dr. D. P. Oos- terbaan was sinds 1950 stadsarchivaris van Delft. Bij zijn overlijden liet hij een ongepubliceerd „Magnum opus" na over de Oude Kerk van Delft, dat vier delen van 500 pagina's zou beslaan. Een enorme studie, waaraan al vele geschrif ten over Delftse, geschiedkundige onder werpen waren vooraf gegaan. Kort voor dr. Oosterbaan stierf zag hij in, dat het zeer omvangrijk werk over de Oude Kerk een onoverkomelijke hindernis was voor uitgave. Vrienden raadden hem aan de tekst sterk in te korten en veel noten e.d. weg te laten. Hij is er niet meer toe kunnen komen. Met instemming van mevr. A. A. Oosterbaan-Vissink en het gemeentebestuur van Delft en dank zij financiële steun van het Prov. bestuur van Zuid-Holland is het nagelaten mate riaal nu bewerkt door mevr. drs. G. van Schravendijk-Berlage, terzijde gestaan door de heer H. W. van Leeuwen van het' gemeente-archief van Delft. Adviseur bij dit in feite niet zó plezierige werk was prof. dr. J. L. van der Gouw. Voor de niet-wetenschappelijk onder legde lezer is het boek, zoals het nu tot stand is gekomen, waarschijnlijk lees baarder geworden. De geïnteresseerde historicus kan overigens, als hij van het volledige studie-materiaal van dr. Ooster baan kennis wil nemen, terecht in de Kon. Bibliotheek en het gemeente archief, waar de manuscripten zijn te vin den. In zijn inleiding noemt prof. Van der Gouw het een ouderwets boek, dat bij de bewerking ouderwets is gebleven. Wij vinden dit „bezwaar" maar zeer be trekkelijk. Immers, het boek is uitermate boeiend geschreven. Het is een stuk cul tuurhistorie bij uitstek, hetgeen moge blijken uit de verschillende hoofdstuk ken, die handelen over de bouwgeschie denis, de inrichting en gebruik, de kerke lijke en wereldlijke functionarissen, fees ten, processies, broederschappen, de ver houding van de Oude Kerk tot de Nieuwe Kerk, de kapellen, de gasthuizen.

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1974 | | pagina 38