Zo zag het eruit men willen slopen zegt architect Prins, met een gebaar van: hoe bedénken ze het! Ten slotte staan er in die Jor- daan écht Amsterdamse huizen, langs zeer intieme straten en straatjes. Prins: „Men scheldt nu wel op die oude rot huizen, maar aan die huizen ligt het niet. Die hebben het allemaal maar moeten dóén." Hij wil daarmee uitdrukken dat rond de eeuwwisseling de Jordaan vol gepropt zat met 81.000 mensen, er nu nog omstreeks 25.000 wonen en de hui zen onder die eerst drukkende en nu terugvloeiende stroom geweldig hebben geleden. De nog altijd om zich heen grij pende verkrotting, het groeiende aantal gaten, de schuttingen met prikkeldraad, zij bewijzen het. Verademing En dan, als een verademing in een in triestheid terugvallende omgeving, staat daar het Claes Claesz Hofje. Het oude hofje zelf, met daar omheen de herstelde gevels. Bij elkaar een heel blok. „Het kan dus tóch," denk je bij jezelf. „Het hoeft niet allemaal kapot te gaan als Als de inzet, de overtuiging er is, dan ver dwijnt een haveloze loods met vodden, en gaat de dichtgetimmerde poort weer open. Langs een lange en moeizame weg weliswaar, maar het kan. Het dossier over de restauratie van het C. C. Hofje vormt in dit verband „een pracht" van een illustratie. Het dateert van meer dan achttien jaar geleden, toen Diogenes een brief uit Brazilië ontving. De schrijver ervan wilde een bedreigd pand kopen, in het blok van wat nu het Hofje uitmaakt. In feite wilde hij meer. Hij wilde, met andere sympathisanten, wel een heel blok (karakteristiek voor het stadsbeeld) aanpakken. Met die brief opent het dossier. Langge leden. Vervolgens praten, praten, praten. Het grote plan het redden van een stukje Jordaan groeide. Het blok, om het oorspronkelijke hofje heen, groeide mee. Dit, dank zij vooral de aankopen door Diogenes. I n 1965 was het blok als het ware rond en werd alles onderge bracht in de nieuwe stichting C. C. Hofje. Daarovèr schrijft Geurt Brink- greve, van Diogenes: „Bij de oprichting bezat de stichting wel bouwvallen, maar geen geld Daarmee was wel alles gezegd, en zie dan maar eens hoe je de zaak van de met puin en afval bedekte grond krijgt. Zoveelste zet: architect Prins (zegt zelf: „Ik ben geen .restaura tie-architect', maar wel geëngageerd me' het monument") wordt ingeschakeld, en hij werkteen plan uit. en zo is het geworden

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1974 | | pagina 20