Monumentenzorg geen hobby van „oude mensen" De Rijksdienst voor de monumentenzorg heeft een nieuwe hoofddirecteur: J. Jes- surun (39). Hij. was kapitein bij de Mari niers; daarna in dienst van Van Omme ren. In zijn woonplaats Capelle a.d. IJssel lid van de gemeenteraad. In Zeist, waar de RDM tegenwoordig gevestigd is in een gerestaureerd klooster van de Hernhut ters, hadden we een gesprek met de heer Jessurun. Wie hierboven de korte levensbeschrijving van de nieuwe hoofddirecteur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg leest, zal zich misschien wat verbaasd af vragen wat zo'n vreemde eend in de bijt doet. Die verbazing, die ook bij ons be stond, toen we van zijn benoeming ken nis namen, werd al spoedig tijdens het gesprek, dat we met hem in zijn moderne werkkamer hadden, weggenomen. De heer Jessurun heeft zich verwonderlijk snel met de materie van de monumenten zorg en al haar problemen vertrouwd ge maakt. Zijn benoeming blijkt een duide lijke keus te zijn geweest. Men heeft be wust niet gezocht naar iemand uit de vak-discipline, maar wel naar een figuur met management-eigenschappen, naar ie mand die vertrouwd is met financiële vraagstukken en die op z'n zachtst ge zegd belangstelling heeft voor de mate rie. Die belangstelling was er al vroeg, vertel de de heer Jessurun ons. Immers, hij had eigenlijk architect willen worden en leg de al vroeg belangstelling aan de dag voor traditie en het ambachtelijke. Toen hij bij de Mariniers de kans daartoe kreeg, volgde hij dan ook een specialistische op leiding in de bouwsector. Tijdens zijn raadslidmaatschap kreeg hij o.m. met problemen in de randgebieden van mo numentenbescherming te maken. Welke rol zal de Rijksdienst spelen in het Monumentenjaar '75? J.: Min of meer bewust een bescheiden rol. De Rijksdienst is ca. een jaar geleden verhuisd en geheel gereorganiseerd. Er kwam deels een nieuwe leiding. CRM meende, dat we niet te veel hooi op onze vork moesten nemen. Niettemin toch een taak in de organisatie van het Monu mentenjaar '75: begeleiden en ondersteu nen. Voor wat de pilot-projecten betreft (Amsterdam, Orvelte en Middelburg) wel degelijk actief zijn. J. Jessurun, hoofddirecteur Rijksdienst voor de Monumentenzorg Het is een verheugend feit, dat in ons land de belangstelling voor het behoud en de beschermingvan monumenten toe neemt. Tot nu toe zijn het vrijwel steeds de ouderen geweest, die zich daadwerke lijk voor de monumentenbescherming hebben ingezet. Er zijn talloze organisa ties die zich op enigerlei wijze met mo- numentenbehoud, met bescherming van de natuur en het landschap bezighouden. Pas de laatste jaren is ook de jeugd meer actief. Denkt de Rijksdienst deze belang stelling te stimuleren? J.: Dat ligt uiteraard op onze weg en dat geldt voor de jeugd in 't bijzonder. We hebben er al goede ervaring mee opge daan. Met het wekken van belangstelling zullen we bij het voortgezet onderwijs moeten beginnen: begrip wekken voor wat monumentenzorg voorstelt. De procedure van het tot monument ver klaren van een gebouw verloopt betrek kelijk langzaam, evenals het tot stand ko men van beschermde stads- en dorpsge zichten. Acht u mogelijkheden aanwezig de procedures te verkorten? J.: Procedure-verkorting is op zichzelf zeker nuttig, maar de Rijksdienst bevindt zich thans op een piek wat het werk be treft. Het apparaat is daarop niet hele maal berekend. Uitbreiding is thans met de personeelsstop niet mogelijk. Overigens zal er meer samenwerking moeten komen met het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde ning. Dat zal echter tijd kosten. In de jongste nota's van dat departement treft men echter al aanwijzingen aan, dat men ook daar in het kader van de monumen tenbescherming, aan meer samenwerking denkt. in het kader van de renovatie van oude stadskernen doen zich allerlei vraagstuk ken voor, o.m. op het stuk van het ver keer. in enkele steden is men begonnen met kleine delen van de binnenstad tot voetgangersgebied te verklaren. Hierin ligt echter o.i. niet de alles zaligmakende oplossing. Immers een voetgangersgebied kan alleen maar goed functioneren als men er met het openbaar vervoer of met eigen vervoer zo dicht mogelijk bij kan komen. Een van de voor de hand liggen de oplossingen is de bouw van parkeer garages, maar die vormen veelal geen ver fraaiing van het stadsbeeld. Zijn daarom ondergrondse parkeergarages niet aan te

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschut - Tijdschrift 1924-2022 | 1974 | | pagina 17