Bijgaand artikel verlenen we gaarne
plaatsruimte, omdat het past in het
kader van het onlangs gevierde jubi
leum van „De Hollandsche Molen".
Uit het artikel blijkt, dat men ook bij
onze zuiderburen gelukkig gevoel
heeft voor behoud en restauratie van
historische molens.
coeyen, verekens, ploeghen, foragie,
Heoy (hooi) en stroey (stro), al de ton
nen, vaten, nadat hij synn broeder Ber-
lindis behoorlijck had uitgekocht". Deze
overeenkomst werd op Kerstavond 1758
beklonken. In datzelfde jaar werd het
huurcontract met Afflegem voor vijftig
jaar vernieuwd en de pachtsom was nog
steeds 611 gulden. Het is aardig om in
deze overeenkomst te lezen, dat Philips
van de Putte niets aan het uiterlijk van
de molen mocht veranderen „op poene
van ene grote somme gelds".
Een soort monumentenzorg in de 18e
eeuw! Bovendien wordt hij verplicht de
molen goed te onderhouden, het omlig
gende land te zuiveren van mollen, „die
hun qaut werek aan de dyeken doen" en
zijn vee te verbieden de aanwezige fruit
bomen te eten!
Philips van de Putte, die alleen op de
molen bleef, trouwde nog op 46-jarige
leeftijd (177Ö) met Barbara Eeman. In
het familieboek staat de doop van vijf
kinderen vermeld; hij overleed op 18
februari 1780 en werd begraven „op den
Calvariënbergh der kereke van Esschene"
waar ook zijn nakomelingen een laatste
rustplaats vonden.
Zijn weduwe had van 1780 tot haar
dood (in 1806) de leiding op de Belle
molen en onder haar bestuur werden de
molen en omliggende weiden keurig
onderhouden. Inmiddels was ook België
bezet door de Franse troepen en alle
abdij- en kloostergoederen werden ver
beurd verklaard. Zodoende ging ook de
Bellemolen in 1798 in Franse handen
over. Weduwe van de Putte moest toen
haar huur betalen aan de ontvanger der
Domeinen van de Franse Republiek.
Haar zoon Jan Baptist kocht namens
haar echter in 1798 de molen van de
Fransen.
Na de Franse overheersing, toen de
Afflegemse kloostergemeente weer aan
spraak op de Bellemolen maakte, kwam
Jan Baptist in 1815 tot een vergelijk.
Hij betaalde de abdij van Afflegem geld
voor „vollen afleg ende queytschel der
Bellemolen".
Jan Baptist van de Putte was in 1803
getrouwd met Joanna de Backer; zij
kregen elf kinderen waarvan de jongste
zoon Eugeen Gustaaf (geb. 1825, gestor
ven 1884) zijn vader als molenaar op
volgde.
Hij huwde met Catharina De Doncker en
kreeg zeven kinderen. Zijn zoon Jozef
van de Putte oefende 27 jaar het mole
naarsbedrijf uit. Deze Louis had slechts
één minderjarige zoon (Dominique) en
zodoende kwam de Bellemolen geduren
de negen jaar aan een „vreemde" mole
naar. Maar sedert 1921 was er weer een
Albert van de Putte heer en meester op
het oude bezit.
Door de gewijzigde omstandigheden vlak
na de tweede wereldoorlog (er werd veel
machinaal gemalen) raakte de Belle
molen in verval en hij zou tot een rui'ne
geworden zijn als de zandschilder Pierre
van Ransbeeck zich niet over dit huis vol
historie had ontfermd. Hij kocht de
molen van de laatste eigenaar en begon
met de restauratie.
Van zandschilder tot hoteleigenaar
Vooral de Belgische Brabanders zijn trots
op hun herinneringen aan het verleden
en toen bekend werd dat Pierre van
Ransbeeck de oudste molen van België
besloot te kopen, kreeg hij van alle kan
ten veel medewerking. Hij ging echter
niet over één nacht ijs. Nadat hij de Bel
lemolen in 1963 had gekocht, zwierf hij
stad en land af om het benodigde mate
riaal voor een algehele restauratie te
kopen. Speciale „oude" houtsoorten tot
herstel van het vervallen molenmecha
niek waren nodig, maar die liggen ook in
België niet voor het opscheppen.
Doch hij hield vol en nadat het materiaal
bijeen was en een goede molenrestaura
teur gevonden, kon tot herstel worden
overgegaan. Aan het uiterlijk van de Bel
lemolen is niet zo heel veel veranderd.
Wel werden de ramen boven de schep
raderen verbreed en van een fraai balkon
voorzien, waardoor de gasten een uitste
kend uitzicht hebben over de molenvij
ver. Er werden nieuwe toegangshekken
gesmeed en de binnenplaats werd van
een vijver voorzien. Een groot parkeer
terrein aan de zuidelijke kant voldoet
aan de eisen des tijds.
Wie het interieur van de Bellemolen voor
1963 heeft gezien en het vergelijkt met
de huidige inrichting staat verbaasd over
de grandioze metamorfose. De ingang is
aan de achterzijde van de Bellemolen,
daar waar de Bellebeek in de molen ver
dwijnt. Zodra u daar binnen bent staat u
in het hart van de molen. De houten be
kisting is nog geheel intact, maar een
prachtige blauwe vloerbedekking ligt op
de door olie en vet uitgesleten eeuwen
oude molenplanken.
Dit gedeelte is in een bar omgetoverd,
waarvan al het meubilair antiek is. Het
merkwaardigste in deze bar is het glazen
luik, dat in de vloer is aangebracht. Wie
daar doorkijkt ziet het molenrad in wer
king en voelt het dreunen van de rond
draaiende schoepen. In een van de bar-
hoeken is een middeleeuwse schouw aan
gebracht, afkomstig uit een oud Belgisch
kasteel. Deze bar is tweedelig en via een
houten trap komt men op de oude
molendeel. De grote eetzaal is een lust
voor het oog. Aan een der wanden hangt
een eeuwenoud gobelin, door Pierre van
Ransbeeck „opgeduikeld" in een oud
Frans kasteel, langs de Loire. De voor
stelling op dit gobelin stelt Mozes voor,
die op de rots sloeg, waaruit water te
voorschijn kwam. Een zeer symbolische
voorstelling in een oude watermolen!
Over de gehele „zolder" van de Belle
molen zijn een 20-tal logeerkamers inge
richt. Bovendien is er een grote zaal,
waar congressen of feestelijke bijeen
komsten gehouden kunnen worden. Een
gedeelte daarvan is tot leeszaal getrans
formeerd. In alle zalen en zaaltjes, met
oude behangsels, staan veel antieke voor
werpen. Oude antieke kasten, dekenkis
ten, haardschermen en koekplanken
geven aan het interieur van de Belle
molen een werkelijk antiek cachet. Het is
moeilijk om dit prachtige in stijl gehou
den interieur te beschrijven. Het aller
beste is dat u zelf eens gaat kijken (belt u
vooraf: 0932-35-66238).
Pierre van Ransbeeck is niet alleen een
artiest maar ook een zeer voorkomende
gastheer!
J. H. Kruizinga