Hij had een tweeledig doel en deed
dienst als stamp- en als korenmolen. Dat
wil zeggen, hij „stampte" (perste) uit
raapzaad raapolie en vervaardigde uit
vlaszaad lijnkoeken en hij maalde koren
tot meel. Voor zijn tijd was hij heel
modern en uit het gehele gebied, dat tot
de abdij van Afflegem behoorde, brach
ten de boeren hun vlas en hun raapzaad
om het in de Bellemolen te laten bewer
ken. De eigenaars voeren daar wel bij en
zij behoorden tot de gegoede ingezete
nen van het Brabantse land.
Het is moeilijk precies te achterhalen wat
de lotgevallen van de Bellemolen in de
loop der jaren zijn geweest. Wel weten
we dat hij in 1573 grondig werd geplun
derd tijdens de beeldenstorm, maar twin
tig jaar later was alles weer in de oude
luister hersteld.
We schreven reeds dat de Bellemolen een
dubbele taak had; naast de graanmolen
(de grote molen) was er ook een olie-
stamperij (stampmolen). In 1683 werd
een derde rad, het zgn. hooswiel aange
bracht waardoor de capaciteit aanmerke
lijk kon worden opgevoerd. Het aanbren
gen van het hoosrad, dat niet in bewe
ging wordt gebracht door het stuwende
water onder maar door het afvallende
water van het bovenste rad, was voor de
Bellemolen een grote verbetering. Het
hoosrad was een zgn. scheprad dat sedert
de 17e eeuw het oude slagrad verving. Bij
dat rad werden de platte slagplankjes ver
vangen door „hoosbakjes", die het van
bovenaf komende water opvingen; dit
rad werd dus aan het draaien gebracht
door een mindere hoeveelheid water. Het
was een technische voorziening welke in
die dagen als een grote molenaarsuitvin
ding werd beschouwd.
In de annalen van de Bellemolen komen
we regelmatig de familienaam Van de
Putte tegen.
De eerste Van de Putte, Jasper van de
Putte, gehuwd met Adriana de Schoen-
maeker, moet in de eerste jaren van de
18e eeuw op de molen zijn gekomen. Hij
trouwde in 1716 met Maria Peperssack.
Blijkens zijn huurkwitanties pachtte hij
de molen en bijbehorend land (samen
ongeveer 12 ha) voor 611 gulden. Hij
kreeg elf kinderen, wier namen we netjes
opgetekend vinden in het familieboek,
dat nog steeds wordt bijgehouden.
Daarin lezen we ook dat Peeter van de
Putte als slachtoffer van zijn beroep is
overleden. Bij het schoonmaken van de
schoepraderen is hij „Anno 1741 den 22
April verongeluckt ende verdronken in
de beke omtrent eenen boogscheut van
syn huys". Reeds de volgende dag werd
hij begraven „synde ingetreden het 55e
jaer syns ouderdoms, voor sint Jans
autaer (altaar) in de kercke van Heesche-
nen". Zijn echtgenote overleed vijf jaar
later en hun kinderen erfden de Belle
molen en de omliggende landerijen.
Beide zonen Philips en Berlindis waren
als toezichthouder aangewezen, maar in
1758 kreeg Berlindis een andere baan:
hij ging studeren en bracht het tot advo
caat. Philips erfde nu „Alle de draeyeri-
deende roerende wercken van den
cooren watermolen ende stampmolen,
met alletghene daer aene clevende is;
mitsgaders sal hem blijven alle peerden,
Het fraaie balkonhek van de Bellemolen
liet Van Ransbeeck in Nederland maken
Een romantisch hoekje bij de Bellebeek
(Foto Frans Claes)