keren, waarbij de vorming van een ver-
keersfonds overweging verdient.
Wat de grondverwerving betreft is het in
het algemeen niet absoluut noodzakelijk,
dat de gemeente reeds aanstonds alle
grond in het betrokken gebied in eigen
dom heeft.
Soms is een kleine aanzet al van groot
belang. Helaas is het beschikbare instru
mentarium, waarover de gemeente kan
beschikken om gronden tijdig te verwer
ven volstrekt onvoldoende.
De nieuwe regering is druk bezig deze
lacunes in de wetgeving op de stadsver
nieuwing te verbeteren en aan te vullen.
Nog belangrijker dan de verwerving is de
gronduitgifte.
Daarbij valt te denken aan drie metho
den, nl. verkoop, verhuur en uitgifte in
erfpacht.
De nota kiest, in overeenstemming met
de steeds breder groeiende opvattingen
hieromtrent, voor uitgifte in erfpacht.
Ondanks gebleken nadelen worden deze
overtroffen door de voordelen nl.
betere beheersing van het gebruik van
de grond en opstallen
de gemeente behoudt het beschik
kingsrecht
betere mogelijkheid om waardestijging
van de grond aan de gemeente ge
meenschap) te doen toevloeien (variabele
canon)
bij uitgifte in erfpacht wordt grond-
speculatie tegengegaan.
Gewezen moet nog eens worden op het
feit dat een selectieproces van centrum
elementen op grond van het markt
mechanisme (vraag en aanbod) onbevre
digend is.
Financieel zwakkere centrum-elementen
(culturele instellingen, onderwijs, boe
tiek, kunstgalerieën, wonen e.d.) komen
niet aan bod of kunnen door financieel
sterkere worden verdrongen.
Hierdoor worden hele winkelstraten
kapot gemaakt b.v. door de vestiging van
luchtvaartmaatschappijen.
Zo worden de herbouwde steden in
West-Duitsland bedreigd door een over
maat aan kantoren.
Nog een belangrijke kwestie in de nota,
die veelal over het hoofd gezien wordt is
de volgende
Bij de bouwterrein-prijs gaat het
nauwelijks om vierkante meters grond,
maar vooral om de condities, welke in
hoofdzaak bepaald (en betaald! d. V.)
worden door de door de overheid ge
levérde infrastructuur.
Onder het hoofd kosten- en financie
ringsaspecten wordt terecht gesteld dat
de beoordeling van een stedebouwkundig
plan mede moet worden gebaseerd op
het kosten-aspect.
In eerste aanleg staan de doelstellingen
centraal, om vervolgens te trachten deze
met zo weinig mogelijk kosten te berei
ken (doelmatigheidsbeginsel).
Bij meer variant-oplossingen kan men
gebruik maken van de „kosten-baten-
137
analyse" om de keuze te vergemakkelij
ken.
Hierbij dient te worden opgemerkt dat
een dergelijke analyse niet automatisch
tot een zuiver objectieve keuze leidt, als
gevolg van de meestal aanwezige, niet in
geld uit te drukken grootheden of
inponderabilia.
In het Groningse binnenstadsplan zijn
voorshands geen specifieke factoren,
welke de kosten op onaanvaardbare
wijze verhogen (doorbraken, tunnels,
kaalslag e.d.).
Dat de financiering voor de stadsvernieu
wing tot nu toe grote problemen voor
elk stadsbestuur oproept is een ieder
bekend, die de dagbladen op dit gebied
bijhoudt.
De gemeenten mogen slechts lenen via de
zgn. kasgeldnorm, waardoor ze gedwon-
Eén verkeerde beslissing van een vorig
gemeentebestuur het dichtbouwen van
een structureel onmisbare historische
binnenstadstraat, de Herestraat (Burcht
straatje) door C A.
gen worden de toename van de investe
ringen zoveel mogelijk in te perken.
Ook op dit terrein is de rijksoverheid
actief betere voorwaarden te scheppen,
opdat de stadsvernieuwing niet nog ver
der in het slop raakt, dan tot nu toe in
Nederland het geval is.
P. L. de Vrieze
Het zes verdiepingen hoge, witte talen
instituut der Rijksuniversiteiten als een
vreemd, veel te groot element in een
17e-eeuwse fijnkorrelige stadswijk (het
zgn. Noorderkwartier, t.w. de Grote
Kruisstraat).